Anderhalve Liniaal van Huis

Anderhalve liniaal - The sequel!

Het laatste reisverhaal op dit blog stamt inmiddels al van zo'n anderhalf jaar geleden, maar in de stilte die volgde hebben Gjalt en ik allesbehalve stilgezeten! Ondertussen zijn zowel Gjalt en ik dan ook alweer vertrokken op een nieuw avontuur, zij het twee aparte avonturen.

Gjalt is samen met wederhelft Susanne vertrokken naar China, waar ze naar verluid in het meest vervuilde stukje wat ze konden vinden zijn begonnen aan ontwikkelingswerk in een weeshuis in Xinjiang. Hun verhalen zijn te lezen op http://www.made-in-china.reismee.nl

Ik ben ondertussen aangekomen in Kuala Lumpur, Maleisie. Na Maleisie en Borneo hoop ik door Indonesie te reizen, om uiteindelijk met een aantal jaar vertraging in Australie uit te komen. Onderweg ga ik mijn best doen om als een ware Chris Zeegers met verhaal en film verslag te leggen van mijn belevenissen om hier voor het Nederlandse bedrijf Addmissions een serie (internet)films van te mogen maken. Mijn verhalen zullen te lezen zijn op http://www.boureist.reismee.nl

Gezellig als jullie weer meereizen!

Groetjes,

Gjalt en Boudewijn

Salaam Mi Leikum

Normaal gebruik ik deze woorden om mijn vrienden op de hockeyclub te begroeten met als onzinnig doel mijzelf een multicultureel karakter aan te meten. Hier, in Indonesie, zijn deze woorden echter noodzakelijk om de islamitische bevolking te begroeten. Volstrekt natuurlijk en volkomen op mijn gemak begroet ik dan ook alles dat lang genoeg stil staat met een semi-oprechte 'Salaam Mi Leikum' ('Hallo beste vriend'). Dit resulteert vaak in een korte frons op het voorhoofd van de local maar wordt vrijwel altijd opgevolgd door 'Salaam, where are you from?'. Mijn Bahasa (de Indonesische taal) staat mijn imiddels toe om deze vraag te beantwoorden met 'Negara Belanda', oftwel ik kom uit Nederland. Dit antwoord veroorzaakt wederom een diepe frons op het voorhoofd van de local en wordt gevolgd door een diepe zucht. Hoofdschuddend vervolgt de local zijn pas en mompelt nog net hoorbaar 'Belanda Goreng' (gefrituurde Hollander). Voor het eerst in mijn leven word ik verantwoordelijk gehouden ons koloniale verleden. Ik sta nog even stil, denk wat na over de situatie, overtuig mijzelf dat ik niets met dat koloniale verleden te maken heb en ben erg blij dat ik geen Duitser ben.

Gelukkig is dit slechts een incident, Indonesiers zijn over het algemeen zeer vriendelijke en warme mensen. Dit en de enorme varieteit aan landschappen maakt dit land dan ook een van mijn absolute favorieten. Het is hier waar je vulkaanmeren kunt vinden met eilanden erin ter grootte van Singapore of enorme regenwouden met Orang Oetangs of onaangetaste bounty-eilanden met rokende vulkanen; Indonesie heeft het allemaal en ik geniet er zoveel als mogelijk van!

In mijn laatste blog schreef ik dat ik de volgende dag Gunung Sibayak zou gaan beklimmen, een werkende vulkaan nabij het stadje Berestagi. Helaas gooide een voedselvergiftiging roet in het eten. Gelukkig was ik twee dagen later weer fit genoeg mijn mijn eerste vulkaan te gaan beklimmen. Gewapend met een tas vol eten en drinken zou ik deze 2400 meter hoge vulkaan zonder hulp van een gids gaan beklimmen. Onderaan de berg word ik verplicht om mijn gegevens bij de locale reddingsbrigade achter te laten voor het geval er iets mis mocht gaan tijdens mijn trip. Terwijl ik mijn naam en paspoortgegevens in een beschimmeld schriftje kalk zie ik het locale reddingsteam zich te goed doen aan de lokale Arak wiskey. Vanwege het feit dat het reddingsteam om 9.00 uur in de ochtend al aan het drinken is en de gemiddelde leeftijd 75 jaar is besluit ik dat het wijs is om tijdens deze trip niet in de problemen te raken.

Ik vervolg mijn pad naar de top waarbij ik eerst groene rijstvelden passeer die overgaan in regenwoud welke op zijn haar beurt weer overgaan in een vreemd maanlandschap. Een aantal uren later sta ik voor het eerst in mijn leven op de kraterrand van een werkende vulkaan. Overal om mij heen hoor ik geizers spuiten en zie ik dikke rookwolken opstijgen uit de krater. Ik ben zo onder de indruk dat ik de stank van rotte eieren nauwelijks waarneem. Ik besluit een kijkje te nemen in de krater zelf. Ik daal af langs de steile kraterrand en tref op de bodem een heetwaterbron aan. Uiteraard wil ik weten hoe heet dat is dus ik steek mijn hand erin. Het wordt mij pijnlijk duidelijk dat dit onverstandig is, het water kookt! Omdat ik geen eieren bij me heb om te koken in de bronnen besluit ik maar wat te gaan slenteren in en rondom de krater. Daarna neem ik nog snel een duizendtal foto's voordat ik aan de lange terugweg begin. Gelukkig is de terugweg een andere dan de heenweg en eindigt deze in een dorp met warmwaterbronnen waarin je kunt zwemmen. Wanneer ik dan eindelijk het dorp bereik trillen mijn benen van de inspanning en kan ik niet wachten om een plons te nemen in het warme water. Zodra ik het water zie plons ik dan ook, zonder te checken hoe warm het is, direct het water in. Het water is iets heter dan gehoopt maar het koude biertje in mijn hand maakt dit desondanks tot een ultieme ervaring, mijn eerste vulkaan zit erop!

De volgende dag is het tijd om het lelijke en vieze Berestagi te gaan verruilen voor Lake Toba. Lake Toba is een meer in de krater van een ontplofte vulkaan en is zo groot dat het een eiland herbergt ter grootte van Singapore. De vulkaan was ooit zo groot dat weterschappers denken dat het ontploffen van deze enorme vulkaan de laatste ijstijd heeft veroorzaakt. Interessante theorie, vind je niet?

Op de dag van aankomst in Tuk Tuk (een plaatsje op jet eiland Samosir in Lake Toba) loop ik Alex tegen het lijf. Ik heb Alex al eerder ontmoet op de boot van Maleisie naar Sumatra waarna wij samen een week in Bukit Lawang hebben doorgebracht. Ons wederzien wordt gevierd met een ultra koud biertje in de tuin van het guesthouse wat gelegen is aan de rand van het meer. Het duurt niet lang voordat we worden vergezeld door een aantal anderen reizigers die de eenzaamheid van het eiland graag met ons willen delen. Het eiland was eens een grote toeristentrekker maar vanwege alle natuurrampen van de afgelopen jaren is het aantal toeristen drastisch afgenomen. Dit resulteert in een overdaad aan guesthouses en hotels die het gehele jaar leeg staan. Je zou verwachten dat de locals daarom zouden vechten voor elke klant, maar niets is minder waar. Het eiland heeft een hele gemoedelijk sfeer en iedereen laat je met rust (als je dat wilt). De ideale plek dus om even bij te komen van het chaotische reizen in Sumatra.
Het eiland herbergt een grote Batak gemeenschap, voornamelijk bekend vanwege hun kannibalistische verleden. Uiteraard willen Alex en ik hier meer van weten en dus besluiten wij een tweetal motorbikes te huren om het eiland te gaan verkennen. Behalve een grote steen waar, naar horen zeggen, een flink aantal Belanda's hun hoofd hebben verloren vinden wij geen sporen van kannibalisme. Een kleine tegenvaller maar het gebrek aan kaalgevreten skeletten proberen we goed te maken door een een heuvel te gaan beklimmen. Aan de voet van de heuvel parkeren wij onze motorbikes waarna onze hike begint. Het duurt niet lang voordat het pad ophoudt en wij door een dik en ondoordringbaar gras omhoog klauteren. Vanwege de steile helling is het noodzakelijk om ons vast te grijpen aan de grasstengels wat resulteert in een overdaad aan ‘papercuts'. We vallen, glijden naar beneden en stoten ons aan rotsen maar zijn vastbesloten om de top te behalen. Het is dan ook bijzonder bitter wanneer we 5 meter onder de top moeten opgeven vanwege een stijle rots die niet te beklimmen is. Een beetje sip beginnen we daarom aan onze terugweg. Vanwege de absurde steile hellingshoek en het gladde gras is het onmogelijk om op een normale manier terug te keren, we moeten naar beneden sleeen. De laatste stukken ongeschonden vlees worden hierbij opengesneden door het scherpe gras. Eenmaal aangekomen bij de voet van de heuvel zitten wij volledig onder het bloed, alsof we kannibalisme aan den lijve hebben ondervonden. Wat ons betreft is de missie dan ook geslaagd.

De rest van de dagen brengen we door met films en culturele shows kijken en met niets doen. Wanneer dit begint te vervelen besluiten Alex en ik op zoek te gaan naar de Rafflesia Arnoldi, de grootste bloem ter wereld. We boeken de nachtbus naar Bukkitingi maar wanneer wij aankomen op het busstation blijkt dat onze reservering niet is doorgekomen. We proberen dan maar een ticket te boeken bij het desbetreffende kantoor maar zij delen ons mede dat alle stoelen zijn volgeboekt. Gelukkig zijn er nog wel tickets voor een plek in het gangpad van de bus welke we dan ook maar nemen. De bustrip zal minstens 16 uur zijn maar dat proberen we goed te praten door tegen elkaar te zeggen dat we vast languit kunnen liggen in het gangpad. Het is dan ook een pijnlijke constatering wanneer we de bus in klauteren en zien dat nagenoeg het gehele gangpad is ingenomen door medereizers en hun bagage. Uitgestrekt liggen zal zeker niet gaan lukken. In plaats daarvan nemen we plaats met ons knieen tegen onze kin en ons ruggen tegen elkaar zodat we nog wat steun hebben aan elkaar. Het is overduidelijk dat dit een hel van een rit gaat worden.

De bus vertrekt, de airco valt uit, de kramp begint en ik sterf.

Uiteindelijk bereiken we Bukkitingi en het zal geen verrassing zijn dat we tegen die tijd volledig gebroken zijn. We checken in bij het eerste guesthouse dat we zien en vallen meteen in een diepe slaap. Wanneer we de volgende ochtend wakker worden is het tijd voor datgene waar we voor gekomen zijn, de Raflessia Arnoldi.
We nemen een public bemo (bus) naar een dorpje net buiten de stad waar hoogst waarschijnlijk een bloeiende Raflessia is te vinden. De Raflessia is bijzonder zeldzaam en groeit 18 maanden als een soort bloemkool in de grond waarna het slechts 5 dagen bloeit.Wanneer we hier aankomen zijn wij dan ook blij verrast te horen dat er inderdaad een bloeiende Raflessia in de omgeving is te vinden. We moeten een stevige twee uur hiken waarna we de bloem dan eindelijk bereiken. Het blijkt een klein exemplaar te zijn (ter grootte van een mannelijk torso) en is al begonnen met rotten. De kleuren van de bloem zijn grotendeels verdwenen en de geur die het ding verspreidt is onbeschrijfelijk. Was het de vreselijke busrit waard? Absoluut niet, maar we kunnen nu wel zeggen dat we de Raflessia Arnoldi in het wild hebben gezien. Kunnen we dat ook weer van het lijstje afvinken.

Diezelfde dag nog vertrekken we naar Lake Maninjau, een soort Lake Toba in het klein. Het is hier waar we onze accu's weer opladen voor ons laatste stukje Sumatra. Aangezien de accu's vrijwel leeg zijn blijven we hier een aantal nachten. We zwemmen een beetje en lezen eindelijk de boeken die we al tijden meezeulen in onze rugzakken. Verder doen we bijzonder weinig wat bijzonder goed bevalt.

Maar we kunnen hier niet voor eeuwig blijven, we moeten een vlucht van Padang naar Jakarta halen. Voor de laatste keer storten wij ons daarom in de chaos van het openbaar vervoer in Sumatra, op weg naar Padang.

We halen onze vlucht op tijd en verlaten Sumatra wanneer de schemering begint. We kijken nog eventjes uit het raam en zien de laatste stukken regenwoude verdwijnen in de duisternis. Hoewel rondreizen in Sumatra de ultieme uitdaging is gebleken vind ik het jammer dat ik dit eiland moet verlaten. Wat mij betreft is Sumatra is het ultieme eiland voor iedereen die een beetje avontuur wil in zijn reis, ik ga het zeker missen.

Orang Oetangs in Bukit Lawang (Sumatra)

Mijn laatste avond in Georgetown Maleisie spendeer ik al Worms 3D spelend op de laptop van een nieuwe vriend voor 1 dag.Al schietend en bananen gooiendbesteed ik mijn laatste Maleise centjes aan een aantal rondjes bier omdat de exchange rate (wederom) niet gunstig is. Daarnaast kan ikde biertjes goed gebruiken omdat de zenuwen voor Sumatra beginnen op te lopen. De laatste dagen heb ik meedere Sumatra reizigers ontmoet die mij allemaal 'succes' toewensen met mijn plannen in Sumatra. De infrastructuurschijnt een ramp te zijn, communicatie met de buitenwereld is onmogelijk, de mensen staren je aan als of je van Mars komt en ze willen maar al te graag weten hoe zo'n Blanda (Hollander) huid aanvoelt waardoorze ongevraagd aan je zitten te plukken, aldus hen dan.Volgens sommigen is het zelfs de hel op aarde, fijn! Nadat ik voor de zoveelste keer ben verslagen en ik slecht nog 5 ringgit (1 euro) over heb, besluit ik maar naar bed te gaan.

De volgend ochtendneem ik, van mijn laatste 5 ringgit,een fiets-taxi naar de ferry want mijn tas is zwaar en ik heb weinig tijd.De ferry terminal zou slechts op 15 minuten lopen van ons guesthouse zijn maar 20 minutenlater is er nog steeds geen terminal in zicht. ' Waar brengt deze oude man mij heen' spookt er door mijn hoofd. Het antwoord laat niet lang op zich wachten want 5 minuten later sta ik als nog bij een ferry terminal.
Helaas heeft de oude man mij niet helemaal begrepen en mij afgezet aan de andere kant van de stad vanwaar er een kleine veerboot naar het vaste land met Maleisie vaart.
Dus daar sta je dan, aan de andere kant van de stad, zonder geld,terwijl je ferry binnen een uur vertrekt. De taxi chauffeur erkent zijn fout maarwil mij niet kosteloos naar dejuiste terminal brengen.Er zit dus maar een ding op, rennen!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

Een half een later kom ik volledig doorweekt maar op tijd aan bij de juiste terminal.'Snel mijn bagage inchecken en varen maar' is wat ik denk.Helaas denkt het kade personeeldaar anders over. Zij roken eerst rustig een halve slof sigaretten per persoon weg alvorens zij de trossen losgooien.We vertrekken daarom een uur te laat waardoor mijn helse marathon door de stad volledig overbodig is geworden. Fijn!!

Zeven uren later komt de boot aan in Medan Indonesie. Het kadepersoneel catagoriseert ons netjes op huidskleur waardoor allewesterse reizigers naarhet visum aanvraagloket worden gestuurd.Hoewel ik hier niet moet zijn (ik heb mijn visum al) wordt ik verplicht om mij bij de rest aan te sluiten. Hetzelfde lot is een Engelse rugzaktoerist toebedeeld, we besluiten daarom samen de ambtelijke procedure te ondergaan.
Wanneer de ambtenaar uiteindelijk terugkeert van zijn lunchpauze en wij nagenoeg direct aan de beurt zijn gebeurt datgene waar wij al bang voor waren.'Sorry you are in the wrong line, you already got a visum. Go over there! '. We sluiten achteraan in de rij aan bij de lokals. Een uur later hebben we alle stempels in ons paspoort en mogen eindelijk Indonesie in.
Onze reisbestemming is hetzelfde dus besluiten wij samen verder te reizen. Wenemen de lokale bus vande ferry terminal naar de binnenstad van Medan.Van hier nemen wij een mini-van naar de juiste bushalteom daarvervolgens de ene mini-van voor een andere (richting Bukit Lawang) in te ruilen.
Wanneer we eidelijk vertrekken begint het al te schemeren.Het busje is tot de nok toe volgeladen met26 personen en bagage en er zitten er ook nog eens 6 personen op het dak. Ik zit ingeklemd tussen een oude accu eneen aantal medereizigers.Het duurt niet lang voordat de bloedsomloop in mijn benen begint af te nemen en de eerste tekenen van kramp beginnen op te spelen.
Wanneerwe de stad achter onslaten en de duisternis van de jungle inrijden wordt duidelijk dat ons busje geen verlichting heeft. Door de duisternis wordt de snelheid gehalveerd tot dat dechauffeur het zelf onverantwoord vindt om verder te gaan. De tocht die slechts 2,5 uur zou duren is inmiddelsal 3 uur onderweg en we zijn nauwelijks halverwege, fijn! Onze chauffeur roept de hulp in van een tweetal motorbikes die voorhet busje moeten uitrijdenom de weg te belichten. Ik zie kans op mijn achterop een van de motorbikes te kruipenwaardoorik niet terug het busje in hoef.
De rest van de trip wordt over onverharde wegen afgelegd waardoor het temponog verder afneemt. We komen dan ook 5 uur laten dan gepland aan inBukit Lawang. Hier is het inmiddels pikke donker en er lijkt niets open te zijn. Desondanks weten mijn Engelse maat (Alex) en ik een onderkomen te fixen bij Nora's Homestay. Tegen die tijd hebben we er ruim 20 uur reizen op zittenwaardoor we direct het mandje in duiken.

Devolgende ochtend wordt pas duidelijkwaar we beland zijn.Bukit Lawang is een mini dorpje gebouwd langs eensmalle maar snelstromende rivier. De ene zijde van de rivier is bebouwd met houten hutjes en een aantal guesthouses, aan de andere kant van de rivier begint de jungle. Vanuit ons guesthouse hebben wij een mooi uitzicht op de rivier en jungle. Het is meteen duidelijk dat dit een heel erg 'laidback' dorpje is.
Bukit Lawang is voornamelijk bekend vanwege zij Orang Oetang Rehabilitatie Centrum.De rangers uit dit centrum proberengevangen OrangOetangs opnieuw uit te zetten in het wild.Een nobele klus waar ik graag meer van wil weten. Ik besluit daarom te gaan kijken bij het voederen van semi-wilde OerangOetangs.
Ik koop de benodigde permit, steek de rivier over en klim een stijle helling op alwaar ik neerstrijk tussen een zooitje wachtende toeristen. De rangers is inmiddels al begonnen met het lokken van de beesten door met een kokosnoot op het voederplatform te slaan.
Even lijkt het erop dat er die dag niemand komt opdagen maar net voor sluitingstijd komt er dan als nog zo'n behaarde oranje aap tussen de bomen vandaan. De camera's worden getrokkenen het feest kan beginnen. De Orang Oetang krijgt melk met brood gevoerd, dit dieet is elke dag hetzelfde in de hoopdat de beesten dit op een gegeven moment zat worden en zelf opzoek gaan naar eten.De hele show duurtnietlanger dan 10 minuten maar ik maak meer dan 100 foto's omdat ikzeer onder de indruk met van dit alles.

De volgende ochtend staat een tweedaagse jungle track op het programma. Het reisgezelschap bestaatuit een mannelijk echtpaar uit Holland, Alex en ik. Tijdens deze track gaan we opzoek naar de wildeOrang Oetang en ander wildlife.
De tocht startdirect met een stevige klim waarbij handen en voeten nodig zijn om boven te komen.Eenmaal bovengekomen hoop ikin stilte hoopik dat de rest van de jungle vlak is. Uiteraard blijkt dit niet het geval, we klimmenen dalen, klimmen nog wat meer daler nog wat dieper. Na een aantal uurtjes is het hele reisgezelschap dan ookbekaf maar we hebben nog geen Orang Oetangs gezien, we gaan dus nog maar even door.Ik begin de vlakte van Hollandineens enorm te waarderen.
En dan ineens is daar het moment. In de verte horen we wat takken breken en bladeren ritselen, het geluid lijkt dichterbij te komen. Daarna is het stil, even lijkt het erop dat de Orang Oetang is gevlucht, maaralsof wij niet bestaan komt ze vanuit de bosjes vandaan en gaat een aantal meters bij ons vandaag zitten.De ranger herkent haar, het is Mina met pasgeboren dochter. Mina staat bekend alsprobleem aap, ze heeft al meer dan 48 toeristen gebeten. Vandaag heeft ze gelukkig een goed humeur en besluit wat met haar dochtertje te gaan spelen. Wij staan hier met ons neus boven open schieten foto's alsof ons leven er vanaf hangt.Het hele tafreel duurt zo'n 15 minuten maar had wat mij betreft voor altijd mogen duren.
Na Mina tracken wij nog een uurtje verder richting de rivier. Hier slaan we ons kamp op, douchen wat in de rivier en eten een op een kampvuur gekookte maaltijd. Net na zonsondergang begint het vreselijk hard te regenen waardoorwij moeten schuilenin onze tent.Omdat de trackingbehoorlijk zwaar was valt iedereen vrijwel direct inslaap.

De volgende ochtend schijnt de zon weer waardoor wij wederomkunnen baden in de rivier. Hiernaishet tijd om een stevig ontbijt naar binnen te werkenbestaande uit witte boterhammen met ei, heerlijk!Vervolgens is het tijd om ver te gaan tracken. Hoewel iedereen spierpijn heeft en met tegenzin zijn natte schoenen aantrekt, zij wij een half uurtje latenwederom opweg. De nachtelijke regen heeft de jungle omgetoverd tot een grote modderpoel vol met bloedzuigers.We tracken een aantal uurtjes door de jungle, onderwijl vallenen glijden naar beneden, verwijderen bloedzuigers, staan weer op en gaan weer door.
Uiteindelijk komen weaanop de plaats van bestemming, de lunchplek aan de rivier.Hier eten we wat noodlesom vervolgens aan onze terugtocht tebeginnen. Gelukkig hoeven wij deze niet te voet af te leggen inplaats daarvan gaan we per raft de rivier af.Zodoende tuffen wij 1,5 uur over de snelstromende rivier terug naar Bukit Lawang. Onderweg verbranden we levend maar iedereen is te moe om het te merken of om er iets aan te doen.
Eenmaal terug in het dorpwordt de goede afloop gevierd met een welverdiendekoude Bintang bier.We hebben het verdiend!

De komende dagen brengen Alex en ik door in en rondom om Bukit Lawang. We bezoeken de Batcave en bouwen een aantal dammen in de rivier. Het is zo relaxt hier dat wij beide besluiten om langer te blijven, tot na mijn verjaardag.
Aangezien ikin een vreemd land ben waar ik nauwelijks niemand ken besluit ik mijn feestje te vieren voor een aantal weeskindjes uit het dorp.Er zijn een hoop weekinderen in het dorp omdat een tsunamie een aantal jaren daarvoor de helft van het dorp heeft weggeslagen. De eigenaar van het guesthouse (Nora) beluit de volledige organisatie voor haar rekening te nemen. Ik hoef dus nauwelijks iets te doen en besluit dus nog wat meer te chillen in de rivier.

Op de dag dat ik een kwart eeuw oud ben, loopt het halve dorp leeg om mij te kunnen feliciteren. Het zijn niet alleen weeskindjes die op mijn kinderfeestje afkomen,iedereen is aanwezig incl andere toeristen en een tweetal Orang Oetangs!Nora organiseert een aantal spelletjes voor de kinderen terwijl de rest een koude Bintang drinkt. Het is hele gezellig verjaardag en zeker eentje om nooit meer te vergeten!

De volgende dag is het tijd om Bukit Lawang achter mij te laten. Ikmoet helaas afscheid nemen van Alex, hij reist verder naar Banda Aceh terwijl ik in zuiderlijke richting naar Berestagi verder reis.We spreken af dat we tegelijkertijd in Pendang proberen te zijn zodat we samen het verder kunnen reizen naar Jakarta/Java.Ik hoop dat het lukt.

Ik ben inmiddels in Berestagi aangekomen. Hoewel het dorp niets bijzonders is heb ik wel zin in deze plek. Morgen staatmijn eerste vulkaanbeklimming op de agenda en dat is gelijk een pittige. Schijnbaar meerder mensen omgekomen bij het beklimmen van deze 2200 meter hoge vulkaan.De rest van vandaagga ik mij dan ook voorbereiden op deze klim. Zodra dit achter de rug is breng ik verslag uit.

Een half jaar van huis

Het is bijna aan mij voorbij gegaan, zonder het te beseffenben ik op 23 julide '6 maanden van huis' grens overgestoken. Ik ben nu dus meer dan een halfjaar van huis. Deze keer was er geen paspoortcontrole of arrivalcard gelazer, een enkele klokslag was voldoende om deze grens over te steken. Het passeren van deze grens is totaal aan mij voorbij gegaan en in die zin was het niets bijzonders, het terugblikken op het afgelopen halve jaar des te meer. Een korte terugblik op het afgelopen jaar bracht mij tot de volgende tussenstand;
In een half jaar heb/ben ik:
  • 8landen bezocht enben ik22 keereen grens over gestoken;
  • 4 paar slippers versleten;
  • 1 kledingstukverloren (boxershort);
  • Geslapen in heel veel verschillende guesthouses,in3 treinen, in 1 boomhut, in 1 peuterspeelzaal, ineen hangmat en een aantal nachten op de grond;
  • In7 talen 'Hallo!' en 'Dankjewel' leren zeggen;
  • meer dan 3000 foto's gemaakt;
  • 2 keer ziek geweest;
  • 1 keer bestolen;
  • Circa 26boeken gelezen;
  • 8duiken gemaakt;
  • Circa 20 verschillende bieren gedronken;
  • Enz....

Gelukkig is mijn tijd in Azie nog niet voorbij en hoop ik dit rijtje met vele mooie ervaringen aan te kunnen aanvullen.Er staan een aantal leuke dingenop de planning zoals surflessen en mijn advanced openwater duikcursus. Later meer hierover. Nu eerst terug naar Singapore waar ik jullie de laatste keer heb achter gelaten.


Hoewel ikhet luxe leventje in Singapore nog lang niet zat was werd het tijd om door te gaan naar Bintan in Indonesie.Ikzou hier(vrijwillig) gaan werkenbij Loola Adventure Resorts. De bedoeling was dat ik de lokale staf een beetje zouondersteunen bijhun dagelijkse taken en zou meehelpen met het uitvoeren van de sportieve activiteiten zoals zeilen, bergbeklimmen, mountainbiken enz.Uiteraard keek ik er enorm naar uitom hier aan de slag te gaan, niet alleen omdat ik dan eindelijk voor eenlangere tijd op een en dezelfde plek zou zijn maar ook omdat ik dangratis allerlei spannende activiteiten zou gaan doen.

Vol met hoge verwachten werd ikdoorJody en haar moeder afgezetbij de ferry terminal in Singapore.Vervolgens was het een kwestie van de juiste balie opzoeken waar ik mijn, van te voren geboekte, ticket wilde ophalen. Eenmaal aangekomen bij de balie bleek uiteraard dat er geen ticket voor mij was. Mijn naam en gegevens stonden allemaal in de computer maar erlag geen ticket voor mij klaar. Daar kwam ook nog eens bijdatde boot vol zat daarom konde baliejuffrouw geen nieuwe ticket voor mij printen.Ik moest dus een andere boot nemen wat een beetje ongemakkelijk was omdat ik in Indonesie opgehaald zou worden door de staff van Loola.Ik had geen telefoonnummers van henwaardoor ik hen niet kon informerendat ik een boot later zou nemen.Gelukkig ging de volgende boot slechts 20 minuten later weg dan de boot die ik gemist had, een echt groot probleem zou dat dus niet zijn.
Wat de schattige baliejuffrouw alleen vergeten was te zeggen, was dat deze boot niet naar mijn bestemming zou varen. In plaats van aan te komen in Tanjung Pinangarriveerde ik nu aan de andere kant van het eiland. Hiergeen Loola staff die mij zou oppikken en dus moest ikmijn eigen weg richting het resort gaan vinden. Afijn vier uur later dan gepland en een hoop centjes lichter kwam ikdan eindelijk aan inhet LoolaResort. Eventjes de tas droppen en klussen maar, tenminste dat had ik in gedachten.
Al snel bleek dat er niet zo heel veel te doen was, deze maand zouden er nauwelijks klanten richten het resort komen en dus was er beslotendat wij voornamelijkonderhoudklusjes zouden gaan doen, top! Het uitvoeren van deze klusjes ging ook iets anders dan ik mij had voorgesteld. Met werkdagen van 7.00 AM - 11.00 AM was mijn werkdag voorbij voordat ik er erg in had. De rest van de dag verbleef ik op een eenzaam en verlaten resort door. Geen slechte ervaringaangezien de omgeving prachtig was. Helaas lag het resort 7 kilometer van de dichtsbijzijndebeschaffing vandaan en had ik geen vervoer tot mijn beschikking. Ik zat dus een beetjevast op dit resort.Na een week heb ik dit leventje dan ook voor gezien moeten houden en heb ik afscheid genomen van de staff die vreselijk vriendelijk voor mij is geweest.

Terug naar Singapore en familie de Vegt dus. Familie de Vegt was die dag bezig met een boottripje en ik kon hier mooi bij aansluiten. Een aantal uurtjes later zat ik dan ook in een uber luxe speedboot die mij langs de kust van Singapore bracht. Wat een verschil met de stilte en eenzaamheid op Bintan!
Vervolgens werd er getafeld met een aantal andere (ex)expats families en andere Azie reizigers waarna de avond werd afgesloten inThe Ministry of Sound en Zouk.Beide zijn trendy en peperdure nachtclubs in het hartje van Singapore. De dresscode om binnen te komen vereiste dichte schoenen, welke ik niet bij mij had.Maar ....gewapend met eenpaar schoenen (met roze veters) welke ik geleend had van Jody doken wij als nog het nachtleven van Singapore in.Het werd eendure en late avond maar hij was helemaal top!!!!

De volgende ochtend stond er wederom een boottocht op de planning.Met een volgeladen bezinetank en koelbox werdt erkoers gezetrichting een van de eilandjes van Singapore. Hier werd de barbeque buitenboord gehangen en kwamen de pitchers met Pina Colada en Margarita's te voorschijn.Vervolgens werd en nog wat getubed (in een soort opblaasbare donut achter de speedboot voorgetrokken worden) enkonden we de zonsondergang boven Singapore aanschouwen.En uiteraardwerd en nog flink feest gevierd op de beide boten waarmee wij waren.Wederom helemaal top!!!!

De dagen ernaheb ik nog wat gechilled in en rondom casa de Vegt en ben ik wezenfietsen opeenDourian Island (Ubin). Aangezienik niet de enige gast was bij de familie de Vegt (nichtje Nynke en vriend Joep waren ook van de partij)vertrok er een bont gezelschap richtingdit fietseilandje.Dit eilandjestaat vol met Dorian bomen en dus moest ik er ook aan geloven.Deze enorm stinkende vrucht is een delicatesse voor de locals maareen nachtmerrie voor de meeste toeristen. Ikheb het voor elkaar gekregen om een hele knol naar binnen te werken maarJoepbegon bij het eerste hapje direct te kokhalzen.Niet onterecht trouwens aangezien het smaakt naar een combinatie van meel en rotte banaan.


Na Singapore ben ik teruggereisd naar Kuala Lumpurom hier mijn voorbereidingen voor Sumatra Indonesie te treffen. Wat een korte stop zou worden om mijn 60 dagen visum aan te vragen werd uit eindelijk een dikke week omdatik het geliefdeguesthouse nog niet wilde verlaten.Metpijn in mijn hart eneen aantal faceboek vrienden rijkerheb ik KL uiteindelijk toch verruild voorGeorgetown in het noorden (dit is het eerste stadje dat ik aandeed nadatBoudewijn en ik 'uit elkaar gingen').

Vanaf hier pak ik morgen de ferry naarSumatra Indonesie.Hierga ik op zoek naar wilde Orang Oetangs, werkende vulkanen beklimmen, raft en tube exursies ondernemen, inheemse stammen bezoeken en veel jungletracks maken.Hoewel ik hier uiteraard enorm veel zin in heb ben ik ook een beetje nerveus voor deze trip.Sumatra isalles behalve toerist-vriendelijk en rondreizen is een hel op aarde. Het 2000 km lange eilandkost je tenminste 100 uur om te doorkruizen (wanneer je een directe bus neemt vannoord naar zuid, zijn telefoon- en internetdienstennauwelijks beschikbaar, de wegen zijn door al het natuurgeweld onbegaanbaar en de mensen zijn hier niet gewend aan toeristen waardoor zeje aanstaren alsof je van Mars komt.De meeste mensen die ik tijdens mijn reis bentegen gekomen hebben hun trip in Sumatra dan ook eerder opgegeven dan de bedoeling was. Ik hoop dat ikhet volledige eiland per bus kan afleggen voordat ik gillend gek word van alle wildernis en obstakels om mij heen.Het zal een van de grootste avonturen worden van deze trip, ik ben benieuwd en zal jullie op de hoogte houden wanneer ik daartoe in staat ben.

On my own

En daar sta ik dan, Boudewijn op de steiger en ik op de boot. Vijf maanden lang hebben wij, zij aan zij, Azie getrotseerd, hoogte- en dieptepunten overwonnen en zijn wij deelgenoot geweest van levensveranderende momenten. En ineens worden wij van elkaar gescheiden door een kleine strook water die aanvoelt als een onoverbrugbare oceaan. Hoewel ik het zo lang mogelijk heb willen ontkennen begin ik het nu dan toch echt te beseffen, onze gezamenlijk trip is voorbij! Die gedachte zorgt voor een verhoogde slikreflex maar zelfs dan lukt het niet om die brok in de keel weg te slikken. De brok in de keel zit een normaal en gepast afscheid in de weg en in plaats daarvan praten we alsof wij elkaar de dag erna weer zullen treffen. Het is geen afscheid dat eer doet aan al onze ervaringen maar ik weet zeker dat, wanneer ik toegeef aan mijn emoties, ik daar op de kade een portje ga staan te janken. Gelukkig hebben Boudewijn en ik elkaar dusdanig goed leren kennen dat een zinnig gesprek niet nodig is om te weten wat er in de ander omgaat. Beide beseffen wij dat ‘ons’ avontuur voorbij is en in stilte zijn wij daar beide enorm verdrietig om.

Dan komt het moment, de ladder wordt binnenboord gehaald en de motor begint te ronken. De smalle strook water tussen kade en boot wordt langzaam groter en Boudewijn steeds kleiner. We zwaaien nog een aantal keer naar elkaar tot dat ik hem niet meer kan herkennen tussen de rest van het gepeupel. En ineens dringt het door. “Wacht eens even, kut, ik ben echt alleen!”. Daar op die boot, zo zonder Boudewijn, besef ik mij ineens dat ik aan de andere kant van de wereld zit, waar ik de weg niet ken, niet weet waar ik die avond zal slapen en ik ook niemand ken. Deze gedachte maakt mij onrustig zoals ik nog niet eerder ben geweest tijdens deze trip. Familie, vrienden, hockey en alle andere leuke dingen uit Nederland flitsen door mijn hoofd. Daar op die boot ben ik ineens jaloers op Boudewijn want hij mag naar huis terwijl ik nog verder moet. Dit onrustige gevoel zou ik dolgraag willen wegpraten/drinken met Boudewijn maar hij is er niet, ik zal het vanaf nu alleen moeten doen.

Eenmaal aangekomen op de kade van Krabi is de eerste paniek enigszins onder controle. Ik overtuig mijzelf dat reizen niet een kwestie van ‘moeten’ is maar meer van ‘mogen’ en dat ik, wanneer ik dat wil, altijd naar huis kan terugkeren. Op de boot heb ik voor de aankomende weken een strakke planning gemaakt die mij op een vreemde manier rust biedt. Het eerste punt op de planning is Georgetown in Maleisie. In Krabi stap ik op de bus die mij daar rechtstreeks heen zal brengen. In de bus word ik vergezeld door een aantal Argentijnen en een Brits stelletje. Gedurende de gehele trip ratelt de Britste kerel aan een stuk door over dingen die mij totaal niet interesseren. Normaal gesproken zou ik hier, na een tijdje, wel klaar mee zijn maar deze keer is zijn geratel een zegen. Op die manier leidt hij de aandacht een beetje af van mijn eigen gedachten.

Gezamenlijk gaan we door de douane, waar ik voor de zoveelste keer een ‘arrival-en departurecard’ moet invullen. Op deze kaart moet je een aantal gegevens invullen die ook in je paspoort staan. In mijn ogen is het een totaal onzinnige formaliteit maar goed het houdt mij bezig en dus sta ik dat kreng weer in te vullen. Inmiddels weet ik mijn paspoortnummer, de verloopdatum en waar en wanneer ik het heb aangevraagd uit mijn hoofd zodat het slechts een routineklusje is geworden. Binnen de kortste keren sta ik dan ook aan de Maleisische kant van de grens. Tegen die tijd begint het al te schemeren en we moeten nog minimaal drie uur met de bus. Dat betekent dus aankomen in het donker in een stad die ik niet ken, fijn!

Drie uur later stap ik, in het donker, van een veerboot af die mij het laatste stukje van Buttersworth naar Georgetown heeft gebracht. Zelfs in het donker valt de luxe van de tweede stad van Maleisie mij op. De skyline wordt verlicht door hoge wolkenkrabbers waardoor de stad iets minder donker lijkt. Ik besluit lopend op zoek te gaan naar een aantal aanbevolen slaapplaatsen in mijn reisgids. Het duurt echter niet lang voordat ik, bij gebrek aan de navigatie-skills van Boudewijn, verdwaal. Normaal gesproken vind ik verdwalen de beste manier om een stad te verkennen maar op dat moment vind ik het niet grappig. Ik ben moe, alleen, hongerig en mijn backpack voelt zwaarder dan ooit. Waarschijnlijk was het overduidelijk dat ik daar met mijn ziel onder de arm liep want het duurt niet lang voordat een auto naast mij stopt van waaruit de chauffeur vraagt waar ik heen wil. Ik vertel hem dat ik net ben aangekomen, nog geen geld heb voor een ‘taxiritje’ en een takke humeur heb. De chauffeur begint te lachen, heeft medelijden en is bereid mij te helpen, kostenloos! Dit sla ik niet af en voor ik het weet zijn wij op weg naar het backpackers gedeelte van Georgetown. Onderweg trakteert hij mij op een maaltijd en rijdt hij nog een stukje om zodat ik geld kan pinnen. Vervolgens dropt hij mij in de backpackerstraat van Georgetown. Ik bedank hem hartelijk en ga op zoek naar een geschikte slaapplaats welke snel gevonden is. Ik check in en duik regelrecht mijn klamme en stinkende schuimrubberen bed in. Het is pas de volgende ochtend dat ik de schimmel aan het plafond opmerk maar na de crapy guesthouses van de afgelopen tijd zal dat mij niet meer kunnen boeien.

Met hernieuwde energie en een beter humeur besluit ik de eenzame avonturier uit te gaan hangen. Als een soort Lucky Luke (de eenzame cowboy, alleen ben ik zeker niet sneller dan mijn schaduw) besluit ik deze grote stad in mijn eentje te gaan ontdekken en te trotseren. Al snel merk ik dat, wanneer ik bezig ben, ik ook niet eenzaam ben. Ik plan mijn dagen in Georgetown daarom vol met culturele activiteiten en attracties. Tijdens mijn dagen in Georgetown bezoek ik tempels, bioscopen, musea en openbare parken enz. Het vervelende eenzame gevoel achtervolgt mij desondanks alsof het mijn eigen schaduw is, maar wanneer ik bezig ben kan ik het controleren. Ik begin zelfs langzaam te genieten van het alleen reizen, alhoewel de stille nachten, zonder rond spokende Boudewijn, nog steeds geen pretje zijn. Gelukkig is ’s nachts het Europese Kampioenschap live op televisie zodat ik dat kan kijken wanneer ik niet kan slapen.

Vier dagen en een Nederlands boek over de eetstoornis van Anja (welke een of andere idiote backpacker heeft achtergelaten in het guesthouse) later besluit ik het warme Georgetown te verruilen voor de koele heuvels van de ‘Cameron Highlands”. Deze streek staat bekend om zijn eindeloze thee- en aardbeienplantages waar je heel goed kunt ‘tracken’ oftewel wandelen. Met een uberluxe bus en een goed humeur reis ik af richting deze ‘highlight’ van Maleisie (volgens mijn reisgids).

Ik check in in ‘Fathers Guesthouse’, een soort opvangtehuis voor wandelfanaten. Helaas zijn de kamers allemaal verhuurd maar is er nog wel een bed vrij in de ‘dormroom”, oftewel op de slaapzaal. Hoewel het gebrek aan privacy mij niet direct aanspreekt besluit ik het desondanks te proberen omdat het de ideale manier is om mensen te leren kennen. Die nacht slaap ik dus met 13 anderen op een kamer. De etiquette van een dormroom zijn mij tot dan toe nog onduidelijk maar alles wijst zich vanzelf. Aan- en uitkleden doe je onder de dekens of in de douche, schoenen laat je buiten staan en diegene die snurkt mag je wakker schudden. Het is allemaal redelijk simpel en zeer onhygiënisch in de ‘dorm’.

De volgende ochtend raak ik aan de praat met een Duitse jongen die iets jonger is dan ik. Helaas vertrekt hij die dag naar Kuala Lumpur (KL) waardoor ik alleen zal moeten gaan tracken. Ik mag wel zijn wandelkaart van het gebied hebben zodat ik voorbereid op pad kan gaan. Hij weet echter niet dat ik een ramp in kaartlezen ben en dat ik met of zonder kaart even erg verdwaal. Het is dan ook na een half uur tracken dat ik uitkom bij de ‘birdwatch tower’ op route zes terwijl ik op weg was naar de waterval langs route twee. Route zes blijkt, helaas, minsten drie keer zo lang en een stuk bergachtiger dan route twee, ik heb alleen geen zin om dezelfde weg weer terug te gaan en ik besluit daarom een poging te wagen. Tijdens deze trip krijgt mijn gebrek aan conditie er stevig van langs en bereik ik met half gescheurde kuiten het dorp via route 7. Volgens de kaart zou dit onmogelijk moeten zijn omdat er geen kruising van route 6 en 7 bestaat, ik vraag me af hoe ik dat nou weer voor elkaar heb gekregen maar ik ben te moe om dit puzzeltje op te lossen. Ik besluit terug te gaan naar het guesthouse. Net voordat ik het guesthouse binnen strompel begint het vreselijk hard te regen. De combinatie van spierpijn in mijn hele lichaam, een kamer zonder privacy en met het kloterige weer buiten doet mij terug denken aan de goede ouwe tijd met Boudewijn. Normaal gesproken zouden wij het keihard op het zuipen zetten, mi gado wat mis ik hem nu!

De volgende ochtend regent het nog steeds keihard waardoor ik een dag eerder naar KL besluit te vertrekken. De aarbeien- en theeplantages bewaar ik voor mijn volgende keer in Maleisie. Wederom is de bus uber luxe zodat de zes uurtjes reizen voorbij vliegen. In KL kom ik gelukkig in het daglicht aan. De Duitse jongen uit Cameron heeft mij een guesthouse aangeraden dat zeer leuk zou moeten zijn. Een uur en een Indiaanse maaltijd later check ik in het guesthouse in. Wederom verblijf ik in de dorm omdat er aangrenzend aan de dorm een bijzonder gezellige woonkamer vast zit, er is zelfs een keuken en televisie aanwezig! Die avond maak ik met de Duitse jongen, die ik in het guesthouse tegen het lijf liep, een zelfgemaakte pasta maaltijd klaar voor iedereen in de dorm. Met een mannetje of 15 kijken we daarna een aantal dvd’tjes en genieten we van een gezellig drankje. Het resterende restje eenzaamheid verdwijnt als sneeuw voor de zon.

De dagen erna verken ik met verschillende gasten uit het guesthouse de stad KL. Deze stad is met zijn hoogste twintowers (de Petronas Towers) met geen enkele andere stad te vergelijken die ik tijdens deze trip heb aangedaan. Het openbaar vervoer is superhandig en zelfs beter en luxer dan in Nederland. De skyline vind ik wat weg hebben van New York, ook al ben ik daar nog nooit geweest. Hoewel de stad hypermodern is heeft het zijn oude charme nog niet verloren. Het zijn vooral de wijken Chinatown en Little India waar je nog voor minder dan een euro een heerlijke maaltijd kan eten terwijl je tussen de authentieke locals zit.

Mijn tijd in KL sluit ik af met en bezoekje aan de Petronas Towers. Helaas is het onmogelijk om helemaal tot aan de top van dit 88 etages tellende gebouw te komen. Gelukkig kun je wel gratis de skybridge bezoeken die op de 44ste etage is gevestigd, ook niet dicht bij de grond kan ik je melden. Voorafgaande aan deze excursie krijg je via een 3D film informatie over de torens. Nu weet ik dat het in 1996 de het hoogste gebouw ter wereld was (nu staat dat ergens in Taiwan), maar dat het, met zijn 452 meter hoogte, nog wel de hoogste twintowers ter wereld zijn.

Helemaal gewend aan het alleen reizen vertrek ik vervolgens naar Malaka in het zuiden van Maleisië. Deze historische stad heeft een Hollands verleden waardoor je er nog een flink stel koloniale panden aantreft. De planning was om hier twee volle dagen te besteden maar wederom bleek de maand een dag minder te hebben dan ik dacht, waardoor ik slechts een dag heb mogen genieten van dit stukje Holland in Azië. Achteraf gezien bleek dit voldoende te zijn omdat Malaka weinig meer te bieden heeft dan een flink aantal stoffige musea. Desondanks heb ik ze allemaal bezocht zodat ik nu helemaal op de hoogte ben van de VOC en haar mentaliteit in het verre oosten, waar onze minister president zo trots op is. Hier zijn ze een stukje minder blij met ons Hollandse koloniale verleden.

De volgende ochtend vertrek ik naar Singapore waar ik Jody de Vegt en haar familie (ik ben ooit trainer van haar geweest voordat zij naar Singapore is vertrokken) zal gaan opzoeken. Ik ben uitgenodigd om mijn dagen in Casa de Vegt door te brengen zodat ik niet tussen de Birmese bouwvakkers in een of ander crappy guesthouse hoef te slapen. Behalve dat ik hiermee een hoop kostbare centjes bespaar kijk ik er ook naar uit dat ik hier het backpackers bestaan tijdelijk naast mij neer kan leggen en wat tijd kan doorbrengen in een normaal huis. Bij aankomst bleek dat er van wat tijd doorbrengen in normaal huis niet veel terecht zou komen. In geen enkel opzicht was het huis normaal. Het huis met zijn ubergrote tuin met zwembad en met airco in elke kamer had meer weg van een vijf sterren hotel dan van een normaal huis. Voor iemand die de afgelopen maanden gewend is geraakt om op schuimrubberen matrassen te slapen, schimmel en bloedvlekken in de lakens te hebben en ongedierte onder en in het bed te hebben was dit een zeer gewenste afwisseling.

Voorafgaande aan deze trip had ik familie de Vegt alleen ontmoet tijdens het afscheidfeestje van Jody. Desondanks werd ik met open armen binnen gehaald en voelde alles daar meteen vertrouwd. Het was direct duidelijk dat dit de ideale plek was om mijzelf weer helemaal op te laden alvorens ik mij in de gekte van Indonesië zou gaan storten.

Op het ‘things to do lijstje while you are in Singapore’ stond de Singapore Zoo met stip op nummer een. Mijn grote held Steve Irwin had een grote voorliefde voor deze Zoo en hij was daar dan ook vaak te vinden. Gewapend met een Hollandse Club-kaart wisten wij ons zelf gratis entree te verschaffen tot het park. In dit geval bestaat ‘wij’ uit; Jody, broer Bas en broertje Rob. Wat het park zo speciaal maakt is dat er nauwelijks hekken zijn waar te nemen. Wanneer je daar rond loopt krijg je het gevoel dat je in een tropisch bos bent waar de dieren vrij rondlopen. Een absolute aanrader voor iedereen die nog een keertje naar Singapore gaat.

Behalve de Zoo heb ik ook nog een kort bezoekje mogen brengen aan de Hollandse Club in Singapore. Dit kleine stukje Nederland is zo compleet dat er zelfs een volledig uitgeruste haringkraam is te vinden. Voor diegene die Harry Jekkers en zijn sketch over de Hollandse society in Singapore kennen, ik kan jullie vertellen, hij liegt niet!

Ook krijg ik nog een rondleiding door het uitgaansdistrict van Singapore. Het glas bier kost hier helaas 6 euro waardoor een avondje doorzakken er niet echt in zit. In plaats daarvan belanden Jody, Bas en ik tussen de rest van de arme en te jonge Singaporezen op een brug waar wij ons, uit de supermarkt gekochte, biertje op drinken. Desondanks geniet ik van het hele tafereel.

De laatste avond wordt afgesloten met een bezoek aan de bioscoop. Gewapend met een flink aantal truien, omdat het daarbinnen ijskoud is, hebben wij Kung Fu Panda gekeken. Het duurde niet lang voordat de overeenkomsten tussen mij en de panda duidelijk werden. Het wordt hoog tijd dat ik weer eens wat ga sporten!

Hoewel mijn tijd in Singapore veel te kort was moest ik toch echt verder. Ik had afgesproken dat ik zou gaan werken op Bintan, een Indonesisch eiland voor de kust van Singapore. Ik zou hier Loola Adventure Resorts gaan ondersteunen met hun de dagelijkse bezigheden. In de planning stond dat ik hier een maand zou gaan verblijven maar helaas heb ik dat na een week weer voorgezien moeten houden. Voor nu vind ik het mooi geweest, dus ik vertel hier de volgende keer meer over.

Full Circle

Gjalt heeft zijn verhaal gedaan, en onze weg vervolgde richting Mui Ne, aan het Vietnamese strand. Hier maken we kennis met de Britse Vicky, Rushia en Kate, waarmee we onze trip richting Dalat, Nha Trang en Hoi An vervolgen.Dit stuk van de trip zullen we illustreren aan de hand van de nodige foto's en onderschriften, die ik zodra ik thuis ben op het blog zal zetten. Gewoon, omdat we lui zijn!Wat ons brengt in Hanoi!

De treintocht naar Hanoi is wederom een lange, en we komen midden in de nacht aan in de Vietnamese hoofdstad. Midden in de nacht of niet, nog voor we goed en wel de trein uit zijn worden we weer bestookt door het vertrouwde leger taxichauffeurs die ons met alle liefde naarhun fabelachtigmooie hotel brengen. We pakken nog een enkel uurtje slaap voordat we ons enigszins humeurig de straten van Hanoi op begeven. En tja, das niet handig. Hanoi is krap endruk met op iedere hoek van de straat en ook daartussen smekende taxichauffeurs.Daarnaast lijkt het alsof iedereen die iets met wielen bestuurt zijn duim vastgenietheeft aan de claxon, koebel of toeter. Voor dit soort gelegenheden hebben Gjalt en ik inmiddels de 'ignore-mode' uitgevonden, precies wat de term al doet vermoeden. Daarnaast is de 'No!' van Gjalt ook een Oscar waard, schoolgaand Nederland mag blij zijn dat Mostert geen leraar is geworden en kleine nichtjes hebben op te passen! (Grapje, ik heb hem aan de telefoon gehoord met Caitlynn, een wereldoom, wat ik je brom!) We besluiten het op een zuipen te zetten, koffie dit keer, en belanden volkomen neurotisch vroeg weer in het guesthouse.

De logica van Hanoi begint langzaam te dagen, wat de stad een stuk aantrekkelijker maakt als onze uitvalsbasis voorde tochten naar Sapa en Halong Bay, waar we in onze tocht omhoog al veel goede dingen hebben gehoord.Alseerste gaan wenaar het dak van Vietnam, Sapa.

Een 12 uur durende treinrit brengt ons en Kate, die met ons meereist door Sapa,in Lao Cai, waarna een minibusje ons vliegend langs de afgronden van de Vietnamese bergen naar Sapa brengt. Op de momenten dat we naar buiten durven te kijken is het uitzicht veelbelovend. Ook slingeren we tussen de op de weg lopende waterbuffels en traditioneel gekleede locals door, wat het geheel gelijk al een bijzonder sfeertje geeft. De locals zijn ook in Sapa sterk vertegenwoordigd, zoals dat gaat met locals, en de meerderheid is ook gekleed in traditionele klederdracht, dit keer zonder dat we het idee hebben dat er meteen oor naar de uitslagen van de Premiership wordt geluisterd of thuis de spijkerbroek gewoon weer aangaat.

In Sapa is het mogelijk om verschillende georganiseerde trektochten te maken. We besluiten om de omgeving op eigen houtje te verkennen. Allereerst een klim naar een viewpoint van waar we een schitterend uitzicht hebben op Sapa, het dal waar het dorp in ligt, de omliggende bergen en de typische getrapte rijstvelden die de flanken van de bergen sieren. Eigenlijk precies zoals we gehoopt hadden dat het eruit zou zien.

De volgende twee dagen gaan we er met de motorbike op uit. Wat een belevenis het is om met een motorbike door de bergen van Vietnam te rijden is lastig uit te leggen, maar net als onze vorige trips op de motorbike is ook dit weer een bijzondere! De bergen rond Sapa maken dat het klimaat aan de verschillende kanten van de bergen erg kan verschillen. Zo ligt zowel de warmste als de koudste plek van Vietnam in dit gebied, en rijden we het ene moment in de stralende zon en banen we ons het volgende moment een weg door de tegen de bergen opkruipende wolken, terwijl we in de verte de zonnestralen door het wolkendek zien komen die het lagergelegen dal verlichten.

Onderweg komen we langs een waterval, en ja, we hebben er al een boel gezien, maar we nemen toch een kijkje. Een trekpleister als dit is altijd voorzien van de nodige standjes, die ons in dit geval warme cola, kleding en dubieus voedsel proberen te verkopen. Van het laatstezijn we toch echt goed teruggekomen na Thailand, dus we passen, parkeren onze motorbikes en beginnen aan de klim de berg op, richting de waterval,nagestaard door enkeleverontwaardigde blikken. De waterval is een waterval, dus we zijn snel weer onderweg, maar niet lang! Na honderd meter begint mijn motorbike te sputteren en terwijl ik uit alle macht het apparaat weer probeer aan te trappen zie ik Gjalt 20 meter verderop hetzelfde doen. Op z'n minst merkwaardig...Ik zie Gjalt wat aan zijn fiets frommelen en hij krijgt hem zowaar weer aan de praat! Wat blijkt, dat tuig bij de waterval heeft onze benzinekranen dichtgedraaid! Uiteraard in de hoop dat we terug komen sjokken en tegen een kleine vergoeding onze kraantjes weer open laten draaien. Ha! Maar wij hebben onze eigen monteur bij ons, die dankzij zijn Suriname-ervaring het euvel snel verholpen heeft. Met moeite weerhouden we ons ervan terug te gaan en verhaal te halen, of de boel gewoon af te fikken, en we vervolgen onze tocht door de prachtige omgeving van Sapa.

Dag drie brengt opnieuw een tocht op de motorbike ons wederom op prachtige plekken brengt. Dan is het weer tijd om het mooie, doch vochtige (geen kleren waar geen muffe schimmellucht in zat), Sapa te verlaten.

De volgende tocht brengt ons naar de kalkstenen eilanden van Halong Bay. Ook voor deze baai zijn vanuit Hanoi talloze tochten te boeken, maar weer kiezen we ervoor op eigen houtje te gaan. Dit keer een minder wijs besluit; uiteindelijk belanden we alsnog in een 2-daagse tour, waarschijnlijk tegen een iets hogere prijs. De tochten door de baai zijn vrijwel allemaal hetzelfde. Een grote boot waarop ook geslapen kan worden brengt ons tussen de rotsen door naar een grote grot (of meerdere grotten in het geval van een langere of duurdere tour), waar een serieus beroep op je fantasie wordt gedaan. Met een laserlampje wijst de gids in de grot allerlei rotsformaties aan, die al naar gelang hun gelijkenis een overeenkomstige naam hebben gekregen. We zoeken zo hard we kunnen naar 'vrouw in jurk', 'schildpad', 'boom der olifanten' en 'vrouw stort te pletter terwijl manlief toekijkt', maar blijven toch voornamelijk rotsen zien, op geniale wijze verlicht met verschillende kleuren neonlicht.

De avond op ons jonk brengt een korte kayaktocht, een sprong van het dek,koude friet en koude tofu gedrenkt in frituurvet, kaartspelletjes met een drietal Zweden en een poging om MacGyver te kijken, wat niet lukt. De volgende ochtend krijgen we te horen datde 2-daagse tour die we geboekt hebben en de dag ervoor om 12.00 is begonnen om 09.00 alweer is afgelopen, waartegen we kalm maar vastberaden in protest gaan. Gelukkig maar, anders hadden we onszelf nooit 3 uur lang in de brandende zon een berg op mogenhijsen op het in de baai gelegen eiland Cat Ba!In looppas, zonder morren en enigszins teleurgesteld dat we de top zo snel al bereikt hebben komen we aan bijde vlag endragen op de terugweg ieder een uitgeputte Schotse naar beneden, want zweten doen we inmiddels niet meer...(ik denk niet dat ik de echte versie van dit verhaal hoef te vertellen, toch?) Nog een laatste nacht op Cat Ba Island en dan is het weer terug naar Hanoi, waar we ons met Ironman en een echte Waterpuppetshow goed vermaken tot onze vlucht terug naar het begin, Bangkok.

Terugkomen in Bangkok, Kao San Road in het bijzonder, is als terugkomen op je oude middelbare school; er is hier en daar iets kleins veranderd, maar je herkent nog steeds de plekjes waar je je eerste biertje hebt gedronken, de eerste nacht bent verbleven en kijktmeewarig naar alle knulletjes die KSR voor het eerst op en neer lopen (En nee, geen biertje op school natuurlijk en ja, daarmeezelfweer een ander soort knulletje zijnd).Sentimentele boybandfans die we zijn drinken we ons eerste biertje op dezeflde plek als waar we ongeveer 5 maanden geledensamen met 'sociologisch psycholoog die misschien politieagent wil worden maar nu uitsmijter is' Thilo ons eerste biertje dronken en spelen we een potje pool op het dak van ons eerste guesthouse. Ook boeken we de trip naar het eerste Thaise eiland, Ko Tao.

Met de terugkeer in Thailand lijkt het aftellen voor mij dan toch echt begonnen, en hoewel er nog even gedacht wordt aan een verlenging wordt op KoTao duidelijk dat het einde in zicht is.We doen het dan ook erg rustig aan. Ko Tao is een klein eiland aan de oostkust van Thailand. De kleine straatjes en de mensen geven het een relaxte sfeer en iedere avond kunnen we genieten van eenprachtige zonsondergang. 's Avonds trekt iedereenzo'n beetje naar dezelfde bar, wat zorgt voor gezellige feestjes. Tijdens onze trip naar Ko Tao maken we kennis met 2 Zweden, Horacio en Åke, waarmee we onze tijd op Ko Tao tussen de peuterspeelzalen door doorbrengen. Gjalt maakt op Ko Tao opnieuw een mooie duik, ikmaak wat muziek met de Zweden, eveneens voorzien van gitaar. Onze kamer op Ko Tao is redelijk, maar degradeert tot een stinkhok (ditkeer niet door eigen toedoen) op het moment dat een grote kip door het raam, voorzien van glazen shutters, onze kamer binnen is gekomen en uit pure angstde hele zooi onderschijt. Overigens waren we niet aanwezig op het momentvan de entering, waardoor Gjalt vanwege de gebroken shutters aanvankelijk dacht dat er ingebroken was. Ik ga toch voor de gelanceerde kip.Ik betrap de kip en dirigeer hem voorzichtig naar buiten. Helaas zijn wij net zo lui als het personeel van ons guesthouse met de nodige stank tot gevolg.(hier even een eervolle vermelding voorGjalt, dietoch nog een dappere poging heeft gewaagd de situatie te verbeteren, wat helaas niet het gewenste resultaat had)

Na een paar dagen trekken we samen met Horacio verder richting party-eiland Ko Phangan. Het eiland van de Full Moon Party, waar tienduizenden mensen elkaar in de verdrukking helpen onder het genot van drugs, alcohol en een brede selectie van verschillende soorten muziek, afkomstig van de barren aan het strand die hard hun best doen elkaar te overstemmen...hebben we gehoord, want volle maan valt op de 18e juni, en dan zijn wel al weg. We krijgen wel een idee van het eiland en noch Gjalt, noch ik zijn er erg van gecharmeerd. De Llorret-achtige sfeer die het eiland uitademt valt ons al niet helemaal lekker, en met de regen die dagenlang met bakken uit de hemel komt wordt het er ook niet gezelliger op. Het strand is iedere avond gevuld met talloze kleine standjes die de inmiddels zo verguisde buckets verkopen.We zitten onze tijd uit door op een groot scherm naar het voetbal te kijken, wat in het geval van de eerste wedstrijd van Nederland erg leuk is,brengen nog wat tijd in de gym door en kiezen ervoor omop de dag van de Half Moon Party het eiland te verlaten.

Met in mijn geval nog 7 dagen te gaan komen we aan in Krabi, een stad aan de westkust van Thailand waar we noodgedwongen een nacht moeten verblijven om de volgende dag de oversteek naar Ko Phi Phi te maken. Van de regen in de drup, blijkt, want Krabi voelt aan als een spookstad. We slenteren 's avondswat rond, op zoek naar 'the strip', voor wat gezelligheid en een hapje eten, maar komen niet verder dan een enkel Italiaans restaurant dat tussen alle gesloten luiken zijn deuren wel geopend heeft, en waar binnen de gitarist van de optredende band ons door het raam druk naar binnen gebaart. Ach wat, het klinkt zo slecht nog niet. Gelukkig mogen we Krabi de volgende dag verlaten en brengt een aardig rappe en hevig stuiterende boot ons naarKo Phi Phi.Het dorp op het eiland bevindt zichals het ware op de zandbank tussen de twee bergen die het eiland heeft, wat het de kenmerkende vorm geeft. Helaas zorgt dit er ook voor dat de tsunami van 2004er aardig heeft huis kunnen houden, met een hoop bouwwerkzaamheden en nieuwbouw tot gevolg. Toch bevaltKo Phi Phi gelijk al een stuk beter dan de vorige twee plaatsen waar we zijn geweest. Iets waar het verbeterde weer ongetwijfeld ook aan zal bij hebben gedragen. De sfeer is te vergelijken met die van Ko Tao, met als groot verschil datde verschillende barretjes elkaar bijna de tent uitvechten om passerende toeristen papiertjes in de handen te drukken met de aanbiedingen voor die avond, die toch iedere avond hetzelfde zijn.

Ookop Ko Phi Phi doen wehet rustig aan, al zijn de standfeestjes gezellig, de buckets nog steeds mysterieus enhebben we de eerste nacht op wonderbaarlijke wijze airco in onze hotelkamer, terwijl we toch echt in een muf guesthouse hebben ingecheckt...Het is hard zoekennaar een bar waar voetbal wordt uitgezonden, een missiedie nog eens bemoeilijkt wordtdoordat Gjaltde bar met voetbal, maar waar hij net het laken van de pooltafel gesloopt heeft, niet meer indurft.

Wederom wordt inspanning niet geschuwd.We beklimmen een van de bergen van het eiland om vanaf een mooi viewpoint dezononder te zien gaan in de baai. De volgende dag verkennen we het eiland per kayak, wat ons bijna het leven kost als we denken wel tussen twee rotsen door te kunnen varen, ondanksde golven die met enige regelmaat met flinke kracht tegen de met scherpe schelpen en koraal bezette rotswand aanslaan.Het leed blijft beperkt tot een tweetal sneeen in de vingers.

Dan is het tijd voor de laatste avond, en Phi Phi heeft wat moois voor ons in petto! Al vroeg op de avond worden wegeconfronteerd met de meest afgrijselijke ladyboy die we in de afgelopen maanden zijn tegengekomen, tegelijk dan wel weer aandoenlijk. Denk aan een zwaar opgemaakte HilbrandNawijn op hoge hakken en een veel te kort topje...of doe eigenlijk maar niet...(te laat?) Het isde aankondiging van een uit Bangkok overgevlogen show, die schijnbaar zijn weerga niet kent. Het lijkt ons een mooie afsluiting, en dat is ook zo! Op de klankenvan onder andere (hoe kan het ook anders) Celine Dionen Jennifer Lopez worden we getrakteerd op volwaardige en minder volwaardigeladyboys dievol passie meedansen en playbacken, hier en daar van een jolige toerist een nummer toegestopt krijgend. Uiteraard precies zo'n moment dat we geen camera bij ons hebben, maar met een beetje geluk krijgen weuit andere bronnen nog wat mooi beeldmateriaal toegespeeld.

De volgende ochtend brengt afscheid, het afscheid. De boten wachten op ons in de haven, zelfs nog met dezelfde bestemming, maar op een verschillend tijdstip en met verschillende vervolgroutes. Gjalt vervolgt zijn weg naar het zuiden, terwijl mijn bus me terug naar Bangkok zal brengen. De boot van Gjalt vertrekt om 09.00, mijnboot vertrekt om 14.00, dus heel even is het Gjalt die mij achterlaat, om vervolgens de rollen om te draaien. Het afscheid is wat haastig, we zijn natuurlijk wat laat, enwat onwennig, want wedoen het liever niet.Een houterige knuffel en een laatst gefluisterd lief woordje en Gjalt stapt op de boot. We kletsen nog wat over koetjes en kalfjes terwijl Gjalt op de boot staat en ikaan wal, in mijn geval omdat de brok in mijn keel me waarschijnlijk van het zeggen van iets nuttigs zal weerhouden, al doe ik nog een verkrampte poging.5 maanden lang gaat dit blog al overwat Gjalten ik samen meemaken, maar eigenlijk pas in de laatste weken en dagenen op dat moment bij de boot dringt hettot me door dathet samen reizen veel meeris dan alleen samen dingenmeemaken. In een soort noodgedwongen hernieuwde kennismakingleer je nieuwe dingen van elkaar, worden oude dingen ontkracht of juist bevestigd en merk je op een bepaald moment de kleinste veranderingen, doordat je lange tijd op elkaars lip zit, zelfs als je daar misschien even geen zin in hebt. (Ineens heb ik de essentie van de GoudenKooi heel duidelijk voor ogen)

Gjalt z'n boot vaart af en ik zit mijn tijd op het eiland, in de bus en op Kao SanRoad uit, waar ik genadeloos bezwijk onder de grootste verleiding van de straat, T-shirts...Tot overmaat van ramp begint het ook nog hard te regenen. Ik wil weg, dus ga ik vroeg naar het vliegveld.

Noem het passend, noem het lui, maar op het vliegveldzit ik nu met mijn allerlaatsteThaise Bahtdit verhaal af te maken. Ik heb natuurlijk tijd te doden, maar ik wil dit vooralniet thuis afmaken. Dit hoort hier.

Mijn tijd zit erop, en er zou natuurlijk geen beter moment zijn om met de nodige cliches en melodramatiek te strooien, dus datdoe ik ook, want daar houd ik van (zie boven).

Ik heb de tijd van mijn leven gehad. Dankzij demensen die ik heb leren kennen, de plaatsen waar ik ben geweest, de dingen die ik heb gedaan en, allerminst in de laatste plaats, dankzij mijn reisgenoot. Ik heb mogen proeven van het reizen als zijnde iets waarvan je hoopt dat er nooit een einde aan zal komen, terwijl dat gevoel op een enkel moment ook ver te zoeken was.Mijn 'reiskoek' iswat mij betreft nog lang niet op. Die gaatin een trommel om nog heel langgoed te blijvenen hopelijk snel weer gegeten te worden.(volgens mij washet zoiets...)

Soms kan het even duren voordat een tekst je vertelt waar hijover gaat, maar deze sloeg me vandaag om de oren, dus ik geef hem jullie mee:

'And if you never stop when you wave goodbye, you just might find if you give it time, you will wave hello again.'

Ik zwaai af.

Genoeg sentiment! Ik kijk ernaar uit om iedereen morgen, zaterdag of ZONDAG weer te zien. Mocht je me zoeken, ik lig zondag in een hoekje van het Zuiderpark te huilen.

Iedereen bedankt voor het lezen van onze verhalen en alle leuke berichten, en blijf vooral lezen! Gjalt zal genoeg te melden hebben!

Tot snel!

Boudewijn



Alleen van Sihanoukville naar Saigon

Sihanoukville, de tranen biggelen langs mijn wang omlaag. Daar gaat hij dan mijn steun en toeverlaat gedurende de laatste maanden. Met pijn in mijn hart geven wij elkaar een warme knuffel waarna hij de bus in stapt. Dan klappen die vreselijk deuren dicht en begint de bus te rijden, ik ben alleen. Eventjes vraag ik mijzelf af hoe en wat ik in vredesnaam in mijn eentje ga doen maar het antwoord komt vanzelf, koffiedrinken (normaal is het bier drinken maar het was nog ochtend)! En daar zat ik dan achter een heerlijke stomende kop oploskoffie. Dit zijn de beste momenten om te reflecteren en na zoveel maanden is er genoeg te reflecteren. Ik laat mijn gedachten glijden langs alle mensen die wij tot dusverre hebben ontmoet en maak een rijtje van de top 10 leukste.Hetzelfde doe ik met alle activiteiten die wij tot dusverre hebben ondernomen en al snel ontstaat er een glimlach op mijn gezicht. Ik kom tot de conclusie dat er gedurende de afgelopen maanden heel veel moois is gebeurd. Wat ik in vier maanden reizen allemaal heb gezien en gedaan heb ik in Nederland nog nooit geevenaard.

Na een tweede bak koffie begeleid ik mijzelf naar het strand en plant mijzelfin een ligstoel. Al snel wordt de eenzaamheid doorbroken door een stel Cambodiaanse jongentjes en meisjes dieplaatsnemen op mijn ligstoel.Ik probeer ze duidelijk te maken dat ik geen Duitse sekstourist ben en dat ik ook niets van ze wil kopen. Desondanks blijven ze zitten en maken we een gezellig praatje. Wanneer de zon het water raakt sleep ik mijzelf vanuit de strandstoel terug naar het guesthouse. Bij aankomst roep ik Bou zijn naam maar ik krijg geen gehoor. Het ziet er dus naar uit dat ik mijzelf zal moeten inzepen. Na een vlugge douche en een ongezonde maaltijd ga ik snel door naar de kroeg. Hier loop ik Zeke tegen het lijf,Zeke is een Australische jongen die wij eerder al in Laos zijn tegen gekomen. De eerste Big King Brown (biertje) komt op tafel en als snel volgt de tweede, de derde enuiteindelijk raak ik de tel kwijt.

De volgende ochtend word ik zeer vroeg wakker gemaakt door mijn alarm, het is tijd om Sihanoukville in te ruilen voor een vaag stadje dat Kampot heet. Ik pak mijn tas en ren richting de bus, welke ik nog maar net weet te halen. In kampot check ik in in het guesthouse van de busmaatschappij. Op een Amerikaanse diamantensmokkelaar, een Duitse fotografe en vreemde vogel na ben ik de enige in het guesthouse. Aangezien ik het plezier niet in het guesthouse ga vinden besluit ik om het centrum van Kampot te gaan bezoeken. Het centrum is snel gevondenomdat Kampot uit tweede straten bestaat. De enkele barretjes en café's die ik tegen kom zijn vrijwel allemaal gesloten, het is duidelijk laagseizoen. Gelukkig loop ik een Brits echtpaar tegen het lijf, zij runnen een café en ze brengen alle vlinders van Cambodja in kaart. Dat klinkt als een logische combinatie en dus ik besluit een drankje met ze te gaan drinken. Tijdens dit drankje wordt hun volledige levensverhaal op tafel gegooid (incl. de smerige details), ik weet niet hoe snel ik weer moet wegkomen. Ikvertel hen daarom dat dat ik een enorme kater heb engraag mijn bedje in wil duiken (wat niet geheel onwaar is trouwens). Ik bedank ze vriendelijk voor alle smerige en intieme details die zij aan mij hebben verteld en ga terug naar het guesthouse.

Terug in het guesthouse word ik staande gehouden door de Amerikaanse diamantensmokkelaar. We raken aan de praat en ook hier word ik getrakteerd op een levensverhaal. Deze keer gaat het over een diamenten smokelroute van Belgie naar Amerika. Een zeer lucratieve business weet hij mij te vertellen maar een drankje kan er niet vanaf. Hoewel ik niet geintresseerd ben in diamanten of het smokkelen daarvan had hij wel iets anders wat ik heel graag van hem hebben wilde. Voor zijn neus lag de laatste versie van de Lonely Planet van Vietnam. Ik vraag hem subtiel of hij dat boek nog nodig heeft maar dat blijkt niet het geval. Hij was onderweg naar Laos en probeerde het boek ergens in te ruilen. Het geluk was was dat ik mijn gids van Laos nog had bewaard en duskwamen wij tot lucratieve ruil.Op die manier hou je als budget reiziger je centjes een beetje in je zak.

De volgende dag was het weer vroeg uit de veren. Op het programma vandie dag stond een bezoek aan Bokor Hill ( de reden voor mijn bezoek aan Kampot). Bokor Hill is een bergwaarop, in de jaren '40, de Fransen een luxieus toevluchtsoord hebbengebouwd om de hitte van het laagland te ontsnappen. In de jaren '60 zijn de Fransen, op onvriendelijke wijze, verdreven uit Cambodja en bleef Bokor Hill onbewoond achter. Vervolgensnam de Khmer Rougein de jaren '70 zijnintrek in het stadje en wasdit hun laatste 'stronghold' nadat zij door de Vietnamezen werden verslagen.Door al dit geweld is Bokor Hill nu omgetoverd in een spookstadje. Alle hotels, casino's en huizen zijn verlaten en op de grond vind je nog steeds de kogelhulzen van de oorlog. Na al deze cultuur- en geschiedenisles op Bokor Hill stond er nog een waterval en jungletocht op de agenda waarna we met een boot over de rivier terug werden gebracht naar Kampot.

De volgende ochtend ben ik snel doorgereisd naar Kep. Kep is een kleinplaatsjeaan de kust waar de 'jetset' van Cambodja bivakeert. Met de 10 dollar in mijn zak behoorde ik ook tot de lokale jetset.Ik bestel dus een vers gevangen krab voordat ik de oversteek maak naar Rabbit Island. Dit eiland net buiten de kust zal de komende dagen dienst doen als moment van rust (naalle feestjes en partijen in Sihanoukville). Wanneer ik aankom op het eiland blijkt dat 'de rust' eerder een verplichting is als eenvrijwillige keuze. Op het kleine eilandje staan een aantal bamboe hutjes en is er eententje waar je kunt eten, verder niets!De gehoopte supermarkt en het plaatselijke cafe zijnnergens te bekennen. Ik heb het gevoel dat ik een soort Robinson op een onbewoond eiland ben, dit gevoel bevalt mij (het eerste uur) wel. Ik verken het eiland en maak een vuurstapel zodat ik aan een eventueel passerend schip mijn aanwezigduidelijk kan maken. Ik vind een kokosnoot, teken hier een gezicht op en noem hem Wilson.Helaas heeft Wilson een harig karakter en is hij vrij ingetogen,noodgedwongen verbreek ik onze vriendschap dan ook na de eerste dag.

De rest van de dagen breng ik zonnebadend, puzzelenden zwemmend door.Maar hoe idylisch dit ook klinktbesluit ik mijn terugkeer tot het vaste land (Kep) met een dag te vervroegen. Dit blijkt een goede keuze te zijn want Bou en ik hebben op1 mei in Saigon (Vietnam) afgesproken.Wanneer ik terugkeer van het eiland is het al 30 april en begin ik te twijfelen hoeveel dagen april eigelijk heeft, dat blijken er 30 te zijn! Dit betekend dat ik de volgende dag dus in Vietnam moet zijn. De eerste paniekaanval te boven ga ik opzoeknaar mogelijkheden om de volgende dag naar Vietnam te gaan. Gelukkig blijkt dit nog mogelijk te zijn maar ik moet dan wel helemaal vanaf Kep op de motorfiets naar de grens worden gebracht.Datzal een kleine 2,5 Cambodiaanse uurtjes duren, wat in de praktijk betekend dat ik er minstens drie over zal doen. Desondanksspreken wij de volgende ochtend voor dag en dauw af en zit ik zonderontbeten te hebben achterop bijmijn driver. Mijnbackpackis tussen het stuur en de benen van de driver geklemd en ik houd mijnrugzak op mijn rug.Het is verre van comfortabel, zekeromdat de weg ook niet al te best is maar ikword wel getrakteerd op een schitterende zonsopgang boven de rijstvelden van de outback van Cambodja. Onderweg passeren wij boeren die met ossen het land beploegen en zie ik de lokale bevolking het vee en andere goederen richtingde markt brengen.De tocht mag wat mij betrefteeuwig duren maar na 2,5 Cambodjaanse uurtje sta ik dan ineens op de grens met Vietnam. Ik bedank hem vriendelijk en geef hem8 dollar, dat is 3 meer dan de afgesproken prijs maar ik vind dat hij dat wel verdiend heeft.

Dedriverregelt vervolgens een andere driver die mij over de grens en naar heteerste dorp zal brengen. Ik maak mij intussen klaarvoor een zoveelste worstel partij met de douane. Totnu toe zijn Boudewijn en ik telkens belazerd wanneer wij de grens overgaan, we moesten altijd betalen om het land in- en uitte gaan.Mijn agressieve houding blijkt deze keer niet nodig, zonder te betalen kom ik Cambodja uit enzonder een dollar te spenderen sta ik ineens in Vietnam.

Ik spring snel achterop de buddyseat van de driver omdat ik bang ben dat ze als nog geld willen zien.In het dorpje aangekomen staat de bus al klaar voor vertrekmaar gelukkig mag ik nog even snel eenontbijt nuttigen van de chauffeur.

Om 9.00 AM vertrekken we dan als nog richting Saigon (Ho Chi Min City). De tocht zal er circa 8 uur over doen maar in de parktijk bijken dit er 11 te zijn.Uitgeput kom ik uiteindelijk aan inSaigon, nu is het nog een kwestie van Boudewijn vinden. Aangezienmijn mobiel niet werkt in Vietnam kan dit nog een lastige klus gaan wordenzeker omdatSaigon 7 miljoen mensen telt. We hebben afgesproken in eeneerder bepaaldguesthouse maar wanneer ik daar aankom blijkt Bou hier nog niet te zijn en is ook geen plek meer. Ikwordt verwezen naar een ander guesthouseen laat een briefje voor Bou achter dat hij hier ook heen moet komen.Helaas blijkt ook dit guesthousevol te zijn en dus doe ik het ritueel nog een keertje over. Uiteindelijk laat ik in een stuk of 4 guesthouses briefjes achter waardoor het voor Boudewijn een soort spoorzoekertjeis geworden. Maar gelukkig, met ietsmeer vertraging dan gepland, treffen Boudewijn en ik elkaar dan toch in Saigon. Onze wederzijn wordt gevierd in een Indiaas restaurant en de verhalen worden onderhet genot van een Hanoi Bia uitgewisseld. We berusten ons erin dat wij wederom naast elkaar moeten slapen maar stiekem zijn wij beide blij dat wij nu weer gezamelijk verder mogen reizen. Het setje is weer compleet!

P.s. eventuele taalfouten worden later door Bou hersteld

Kehang en de boze heks

'Mar-co-van-Bas-ten'. Het is half twaalf. Ik ben de enige digi-junk in het cafe en naast me zit een man duidelijk te wachten totik eindelijk eens oprot. Nieuwsgierig kijk ik op van de computer waarachter ik het eerste deel van dit verhaal zit te tikken, mijn aandacht getrokken door de bekende naam die ik zojuist achter mij langs hoorde komen en die mij vervulde met een intens gevoel van vaderlandsliefde. Het zijn rare tijden. 'Mar-co-van-Bas-ten', klinkt het nog twee keer. Op het televisiescherm zie ik links een foto van Marco van Basten, met daaronder zijn naam en daaronder zijn naam in fonetisch Vietnamees. Rechts ziteen man aan een bureautje, die zojuiststoïcijns de naam Marco Van Basten drie keer genoemd heeft. Een nieuwe foto.'Wil-fred-Bou-ma', wederom drie keer. 'Jo-ris-Ma-thij-sen'. Het complete Nederlands elftal komt op deze manier voorbij.Dat de Aziaten uitermate geinteresseerd zijn in met name het Engelse voetbal wisten we onderhand al, maar dat ze zo ver zouden gaanin hun voorbereiding op het EK. Het Zweedse team is aan de beurt, terwijl ik terug ga naar mijn beeldscherm en de internetbaas aandachtig blijft luisteren, waarschijnlijk uitkijkend naar alle goede gesprekken die hij straksmet toeristen over voetbal zal kunnen hebben. Rare lui.

Tot zover dit intermezzo, of eigenlijk pre-mezzo, ik wilde het jullie niet onthouden. Genoeg geluld,op naar Phnom Penh!

Zoals het klokje thuis tikt, tikt het natuurlijk nergens. Toch voelt mijn tweede bezoek aan Phnom Penh een beetje als thuiskomen, zoals dat gaat als je lange tijd van plek naar plek reist en overal maar kort blijft. Je weet de weg, kunt de motorbikes entaxi'svastberaden afslaan omdat je toch weet waar je heen moet en dus zelfs af en toe wat schamper lachen als ze zeggen dat je locatie erg ver weg is en je hun helpende hand toch echt aan zal moeten nemen.

De 5 uur durendebusreis van Sihanoukville naar Phnom Penhis de eerste zonder Gjalt. Het voelt wat onwennig, al is er eigenlijk niet eens zo veel anders dan anders. Vanwege het gebruikelijke gebrek aan beenruimte in hetAziatische busvervoer eisen Gjalt en ik tijdensonze busreizen graag wat meer ruimte voor onszelf op, in de hoop dat we die ruimte ook voor onszelf kunnen houden naarmate de bus langzaam volstroomt. Gezien het feit dat touroperators hun passagiers nog metbinnenbanden op het dak zoudenknopen als het ze wat centen op kan leveren, loopt het er meer dan eens op uit dat Gjalt aan de ene kant van de bus zit en ik aan de andere, in een 'goed gesprek' met een geurige local naast ons.

Een eenzame busrit dus, met de in het achterhoofdde gedachte dat het biertje nooit zo koud wordt gedronkenals met z'n tweeen. Ik mis die knaap nu al.

Door de bakkende zon loop ik met een goed humeur van mijn drop-off naarde 'lakeside' van Phnom Penh, zo genoemd vanwege de ligging aan het eerdergenoemde mooie doch giftigeBoeng Kak Lake, de plek om bij te komen van de drukte van Phnom Penh. Als ik de straat in loop waar de meeste guesthouses zich bevinden loop ik recht in een fuik van Tuktuks en motorbikes, die me metrust zouden moeten laten omdat ik me richting het meer begeef, wat vlakbij is en waar ik dus duidelijk geen vervoer voor nodig heb. In een van de Tuktuks zit een man of 5 gezellig te zingen, terwijl een van de heren in de wagen met een keyboard voor de achtergrondmuziek zorgt.Als ik langsloop valt het oog vaneen van de mannen op de gitaar die inultieme reizigersstijl achterop mijn tas zit gebonden, en er komtineens een hoop gejoel en gewenk uit het wagentje. Resultaat is dat ik een half uur lang een enorm leuke jamsessie heb in een Tuktuk, terwijl ik probeer mee te pingelen met de oosterse klanken van de toetsenist en het gejengelvan de overige herenen hij probeert mee te spelen met mijn interpretatie van 'Mieke heeft een lammetje'. Een goed begin!

Ik check in in No Problem guesthouse, inderdaad geen probleem. Voor 3 dollar heb ik een prima kamer met fan en badkamer, dat zien we graag. Met een koude cola neem ik plaats op het dek achter het guesthouse, terwijl ik wacht tot skippy terug is van de markt.Skippy, in het dagelijks leven beter bekend als Beck, heeft al enige tijd inPhnom Penh doorgebracht en heeft een bijzondere band opgebouwd met de mensen aan Boeng Kak. Ze komt dan ook terug naar Phnom Penh voor de verjaardag van een lokale baby, Kehang (Kieheng),en heeft ervoor gezorgd dat ik ook van de partij mag zijn.

Een eerste verjaardag van een baby gaat natuurlijk nergens onopgemerkt voorbij, maar in Cambodjawordt erserieus uitgepakt. Ondanks het feit dat de meeste mensen het hier niet heel breed hebben, wordt een modderig binnenplaatsje versierd alsof het een bruiloft betreft, wordt de hele buurt uitgenodigd en toevallige voorbijgangers aan hunharen het feestgedruis ingetrokken om mee te delen in een overdaad aan heerlijk eten enbier met ijs.Het wordtdoor de locals vooral als sport gezien om de blanke gasten hun biertje zo snel mogelijk op te laten drinken. 'Finish, finish!', krijg ik keer op keer naar m'n hoofd, terwijl ik meer dan ooit opeen avond proost op het lange leven van een kind van 1. Een grote taart wordt aangesneden om vervolgens op schijnbaar traditionele wijze in munitie te veranderen. Ik blijf aardig buiten schot en heb een aantal mooie voltreffers! Tot in de late uurtjes wordt er op traditionele wijze gedanst op de klanken van hele slechte westerse techno en nog slechtere remixes van nummers die al niet goed waren,maar 'gelukkig' wordt er ook Khmer muziek gedraaid. Al met al een memorabele avond.

De tijd vliegt als het snel gaat, en voor ik het weet is het alweer tijd om mijn busticket naar Ho Chi Minh City te boeken, waar ik, als alles goed gaat,herenigd zal worden met Gjalt.Terwijl ik mijn kaartje aan het kopen ben inhet in een touroperatoromgebouwde huiskamertje van de vader van de jarige baby, wordt het buiten wat rumoerig. Mensen verzamelen zich en staan te kijken naar iets dat zich in een steegje naast de operator afspeelt. Ik loop naar buiten en zie hoe eenforse vrouw in gevecht is met haar12-jarige zoontje.Huilend en schreeuwend probeert het jongetje zijn moederervan teweerhouden het huis binnen te gaan, maar de moeder is buiten zinnen en smijt het jongetje heen en weer.Compleetverbaasd sta ik samen met Beck naar het gevecht te kijken,ons afvragend waarom niemand in hemelsnaam iets doet en of wij dan maar iets moeten doen,bewust van het feit dat wij waarschijnlijk niet de aangewezen personen zijn. De vrouw vecht zich een weg langs haar zoontje en raast het huis binnen, waarnawe horen hoe ze binnende boelkort en klein slaat. Dan komt de vrouw weer naar buiten en slaat met haar vuist de ruit vaneen deur in. De vrouw verdwijnt weer naar binnen ende dochter van de vrouw komt gillend naar buiten, roepend dat iemand iets moet doen en dat haar moeder aan het proberen is zichzelf van het leven te beroven.De toeschouwende menigte is inmiddels verplaatst naar de deuropening, nog steeds zonder dat iemand iets doet om te helpen.Of wij nou de aangewezen personen zijn of niet,toekijken hoe de vrouw zichzelf pijn probeert te doen is ook geen optie, dus samen met een Brit ga ik het huis in en we proberen op verzoek van de dochter de vrouw die op de grond om zich heen ligt te schoppen in bedwang te houden. Ik houd haar handen tegen de grond en bind ze vast met een sjaaltje dat ik van de dochter krijg, terwijl de Brit op de benen gaat zitten. Op haar polsen zie ik de krassen van het glas van de deur waarmee ze heeft geprobeerd haar polsen door te snijden. De dochter vertelt ons dat haar moeder bezeten is door een Black Buddha, en ondanks het feit dat ze duidelijk ook veel te veel gedronken heeft, lijkt het er inderdaad op dat de vrouw op z'n minst niet helemaal zichzelf is. Ze kalmeert als we haar in bedwang houden, waarna ze haar ogen sluit en plotseling weer wild om zich heen probeert te schoppen en haar hoofd op grond ramt,haar ogen met bloed doorlopen en haar tanden ontbloot, om zich heen bijtend en schreeuwend, soms zelfs proberend haar tong af te bijten.De Brit op haar benen krijgt een aantal rake schoppen en de dochter probeert ondertussen met een overdaad aan in specifieke aantallen gebrande wierook de slechte geesten te verdrijven. Lange tijd gaat het zo door, terwijl de buurt nog steeds nieuwsgierig in de deuropening staat toe te kijken hoeinmiddels 4 westerlingenhun buurvrouw in bedwang proberen te houden en wij ons afvragen waaromniemand een handje komt helpen of even af komt lossen, aangezien we eral ruim een uur zitten.

Na een lange periode van kalmte en woedelijkt de vrouw langzaam rustiger te worden. Dan komt er een oud vrouwtje het huisje binnengelopen. Een huisje overigens dateen gemiddeldestudent wanhopig op zoek naar woonruimte waarschijnlijk nog te klein zou vinden. De vrouw mompelt wat in Khmer, brandt eveneens een bepaald aantal stokjes wierook en verdwijnt weer.Tot onze verbazing krijgen we van de dochterte horen dat alles ineens ok is en dat we haar moeder los kunnen laten! Verbaasd en enigszins lacherig gaan we het huisje uit, waar binnen de moeder langzaam opkrabbelt en verdwaasd om zich heen kijkt, zich blijkbaar niets herinnerendvan wat er de afgelopen uren is voorgevallen.Buiten krijgen we te horen dathet niet de eerste keer is dat de vrouw zo doorhet lint gaat en datvooral drank en drugs deoorzaak zijn.Iets wat wellicht verklaart waarom de omstanders niet meer bereid zijn te helpen, al lijkt het waarschijnlijk dat de Cambodianen simpelweg liever niet betrokken raken bij dit soort dingen.

We zijn nog geen twee minuten buiten of binnen barst de ellende weer los. Weer gaan we naar binnen, omdat wenog steedsniet weg kunnen lopen terwijl de vrouw zichzelf of haar zoontje iets aandoet. Uiteindelijk brengen we uren door bij de vrouw. We krijgen wat te eten enkunnen zelfs even terug naar het guesthouse om te douchen, wat geen overbodige luxe was aangezien de vrouw de fan had gesloopt en aan hetkotsen was geslagen. Op een gegeven moment lijkt het einde dan toch in zicht. Kalm begint ze haar eigen rotzooi op te ruimen, gooit het nodige glas- en aardewerk naar buiten en is inmiddels in staat om aan te geven wanneer ze weer doorslaat. Ze blijkt een beetje Engels te spreken, dus ze praat wat tegen ons en wij praten terug, hopend dat ze liggend op bed snel in slaap zal vallen. Aan het einde van de avond kunnen we dan eindelijk weg, de moeder samen met haar zoontje achterlatend.

Tja, wat moet je daar nou van zeggen. Een dronken vrouw met psychische problemen die volkomen doorslaat en door een stel westerlingen urenlang tegen zichzelf beschermd moet worden. Misschien een grote show van een vrouw op zoek naar aandacht. Misschien een grote show van een hele vastberaden vrouw op zoek naar aandacht. Niet bepaald 'another day at the office', maar hoe dan ook apart.

Phnom Penh in een kokosnotendop. De trip naar HCMC brengt me aan de grens met het laatste verse land van de trip, Vietnam. Eenmaal in HCMC heb ik Gjalt gelukkig snel gevonden, en het biertje is weer koud! We zijn allebei erg benieuwd naar wat Vietnam gaat brengen, maar dat het weer wat moois gaat worden staat vast en kan inmiddelsook bevestigd worden! Vietnam brengt weer genoeg nieuwe verhalen, maar eerst mag Gjalt zijn verhaaltje vertellen.