Anderhalve Liniaal van Huis

Lang ge-le-den, lang ge-leee-deeeen!

Daar zijn we weer! Enkele honderden kilometers van waar we iedereen het laatst achterlieten. Het was dus even graven; wat gebeurde waar, wat gebeurde eerst, wanneer gebeurde wat, en waarom in vredesnaam?! Daarom nu in vogelvlucht (wat gezien de trektocht van de gemiddelde Noordse Stern helemaal nergens garanties voor biedt) een maand lang Cambodja en Vietnam!

Allereerst een kijkje in de georganiseerde chaos van Phnom Penh, de hoofdstad van Cambodja. Een stad waar de populatie kakkerlakken slechts wordt overtroffen door het aantal motorbikes, waar rood met een beetje creativiteit nog gewoon als groen kan worden gezien, waar links voorsorteren best rechts kan betekenen en pijnlijk ogende doch schijnbaar onschuldige ongelukken nog kunnen worden bedekt met de mantel der getrokken portemonnee. Afval kennen ze in Phnom Penh ook, wat inhoudt dat je als bezoekende reiziger die probeert zijn ecologische voetafdruk tot een maatje 32 te beperken toekijkt hoe de locals hun afval op willekeurige plekken op straat dumpen, met de nodige stank tot gevolg op de plekken waar dit afval bij elkaar geharkt en in de vuilniswagen gegooid wordt, want dat doen ze dan weer wel. Phnom Penh is ook de stad van de Killing Fields en S21, en niet te vergeten de vriendelijke Cambodianen die hard hun best doen om de terreur die deze twee plekken vertegenwoordigen te vergeten. Dit alles resulteert in een prettige stad waarin werkelijk op ieder moment van de dag wel iets gebeurt en iets te beleven is, maar waar je op die rustige momenten van reflectie ook in je hangmatje over een mooi meer uit kunt kijken, terwijl de plaatselijke bevolking in kleine bootjes rustig bezig is de andijvie-achtige 'morning glorie' (jaja, fried morning glorie op ieder menu!) van het overigens zwaar vergiftigde meer te plukken.

Phnom Penh bevalt goed, en wanneer we zijn gesetteld in het guesthouse waar we onze Deense reisgenotes weer ontmoeten, is het tijd om te bekijken wat er in Phnom Penh nog meer te beleven is. We nemen een kijkje bij de Killing Fields en S21, de beruchte als gevangenis dienstdoende school waar de Rode Khmer ruim 17.000 gevangen martelden en executeerden. De Killing Fields is een rare plek om rond te lopen. Een grote toren gevuld met schedels staat symbool voor een ieder die tijdens het regime van de Rode Khmer is gestorven. Verder zijn er grote gaten in de grond, die door middel van bordjes aan de rand ervan van het stempel 'massagraf' worden voorzien. Het kost het nodige inlevingsvermogen, waar we prima toe in staat zijn, maar toch ontkomen we niet aan het gevoel dat er op het gebied van bewustmaking meer uit deze locatie te halen valt.

Het nieuwe jaar lijkt ons te achtervolgen, en ook in Phnom Penh is het weer tijd voor een nieuwjaarsfeestje! In Laos leerden we al dat dit gepaard gaat met veel water, in Phnom Penh leren we dat ook babypoeder en bloem deel uitmaken van de feestelijkheden. Hoewel Phnom Penh redelijk leegloopt door de grote stroom bewoners die richting het platteland trekken, zijn er schijnbaar nog genoeg feestgangers aanwezig om ervoor te zorgen dat Gjalt en de Deense dames bedekt in een dikke laag wit poeder terugkomen in het guesthouse, waar ik ze wegens ziekte met een koud biertje opwacht.

Na een paar dagen aan de riverside van Phnom Penh is het tijd voor een herhuizing naar de Lakeside. Gjalt is klaar met legoën en ik ben erg benieuwd naar de rustige kant van Phnom Penh. We strijken neer in een guesthouse aan de rand van het eerdergenoemde meer, het Boeng Kak lake. Een plek waar veel backpackers naartoe trekken om in een hangmat bij te komen op de dekken die zich over het meer uitstrekken, een popquiz te doen in een van de barretjes of in het guesthouse een filmpje te pakken. Een mooi moment voor ons om hetzelfde te doen, en gelijk de volgende bestemming in te plannen. Het strand wacht!

Na maanden zwoegen in zwembaden en rivieren en het aanhoren van mooie verhalen van reisgenoten over tropische eilanden is het in Sihanoukville eindelijk onze beurt om een duik in de zee te nemen. Het strand is dus meer dan welkom, en Sihanoukville biedt meer dan genoeg mogelijkheden om ook van de avond iets gezelligs te maken. Gelijk de eerste avond dat we er zijn togen we ons in de bar The Monkey Republic in ware toga's/vuil bedlinnen, waarin we er niet alleen uitermate goed uitzien, maar wat ons ook een avondje gratis shots oplevert. Ook de Deense dames zijn toevalligerlego weer in Sihanoukville beland, en delen in de togavreugde. De kater kan naar gelieve uitgeslapen worden op het strand of voor de televisie in onze kamer.

Naast onze gebruikelijke fitness-sessie springen we ook op de boot naar Bamboo Island. Een prachtig klein eiland met een enkel barretje en een handje vol bungalows, wit strand en blauwe zee, waar we helaas slechts een middag verblijven. Onderweg wordt er 'Endless Ocean'-style gesnorkeld, voor Gjalt een voorbode van zijn verdere diepzeeavonturen, voor mij diep zat, terwijl ik me voorzichtig een weg baan door het bos van zeeegels onder me.

De dagen in Sihanoukville gaan snel. We leven van pizzabuffet naar all-you-can-eat bbq en doen het rustig aan op het strand. We pogen nog een mooie locatie op een rustig strand te vinden om onze hangmatten op te hangen, maar wanneer de prijs van een hutje van 2 bij 2 bestaande uit vier palen met een dak van 2 dollar ineens naar 10 dollar stijgt houden we ook die zoektocht snel weer voor gezien.

Na een ruime week in Sihanoukville is het tijd om weer verder te trekken. Op een memorabele, bijzondere en onwennige manier dit keer! Of liever, apart, om meerdere redenen. Geen ruzie over warm bier, slappe pizza of de stand van airco, geen onenigheid over de volgende bestemming of de hoeveelheid samen reizende dames, nee, het is een vrouw die Gjalt en mij ruim een week uit elkaar drijft...Terwijl Gjalt de kustlijn van Cambodja in oostelijke richting verder gaat ontdekken, stap ik in de bus terug naar Phnom Penh om daar 'Don Deth skippy' (eentje voor de trouwe lezers!) te ontmoeten. Een splitsing dus, die niet alleen zorgt voor nieuwe, maar ook voor verschillende ervaringen! Daarom zullen Gjalt en ik ieder ons eigen verhaal over onze belevenissen van die week hier vertellen. Het heeft dus even geduurd, maar genoeg leesvoer en foto's in de pijpleiding!


Down the Mekong!

Boudewijn sloot zijn laatste bericht af met de de medeling dat ik jullie wat zou vertellen over cultuur in Vang Vieng. Om eerlijk te zijn kan ik het mij niet meer herinneren dat ik daar enige cultuur heb gezien. Wat mij bijstaat van ons weekje Vang Vieng is waarschijnlijk terug te vinden op elk reizigerslog van een 16 jarige puber die voor het eerst zonder ouders richting Lloret de Mar is geweest. Maar misschien moet ik het afzakken van een rivier in een binnenband van een tractor terwijl je ondertussen stopt bij elke bar langs de oever (en je daar helemaal voltankt en gebruik maakt van te gevaarlijke rope-swings) toch zien als een stukje unieke cultuur van Laos. Het is zeker heel anders dan de meeste tempelcomplexen die wij tot op heden hebben gezien! Ik kan je zeggen dat, na al onze eco-treks en culturele expedities, het een hele fijne dagbesteding is om je eens volledig onverantwoordelijk te gedragen. Diegene die toch heel graag willen weten hoe het is gesteld met de cultuur in Vang Vieng raad ik aan om snel naar een reisbureau te gaan en een een zomervakantie naar Lloret te boeken.

Zo dat was Vang Vieng, snel door naar de rest want Boudewijn en ik hebben zeer zeker niet stil gezeten. Na Vang Vieng moesten wij eerst een bochtige weg terugnemen naar de hoofdstad van Laos (Vientiane) om daar vervolgens een bus te pakken richting Tha Kek. Tha Kek heeft een bushalte die volgens Boudewijn heel dicht bij het centrum en dus bij de guesthouses ligt! Het was dus een redelijke verrassing dat wij na 2 uur rondsjouwen met een backpack van 20 kilo nog steeds niet waren ingecheckt in een guesthouse! Wat bleek, Tha Kek heeft twee bushaltes en die van ons stond net niet op de kaart! Gelukkig kunnen wij beide na 3 maanden niet sporten best wat lichaamsbeweging gebruiken en daarom hebben wij deze onderneming maar opgevat als een avondvierdaagse in een avond. Het enige nadeel is dat we geen vaantje kregen toen wij eindelijk klaar waren met lopen. Gelukkig konden we onze backpacks droppen op een kamer met twee riante bedden en stond het bier al koud! Terwijl wij dit zeer begeerde biertje soldaat maakten lazen wij het gastenboek van het guesthouse. Dit gastenboek was volledig gewijd aan een zeer mooie motorbiketour rondom Tha Kek. Volgens het gastenboek zou de tocht ons brengen langs prachtige watervallen, ontheemde bergvolkeren en ruige stukken natuur. Helaas zaten wij op een zeer strak tijdschema (ons visum liep ten einde) en hebben het daarom niet gedaan. In plaats daarvan pakten wij de volgende ochtend de bus richting Pakse. Hiermee lieten wij het geliefde noorden van Laos definitief achter ons, om vervolgens door te reizen richting de zuidelijke provincieen!

Zoals gezegd ligt Pakse dus zuidelijk in Laos. Om precies te zijn ligt het in ingeklemd tussen Thailand, Vietnam en Cambodja. Het bergachtige landschap maakt hier plaats voor mooie vlaktes en bijzonder groene rijstvelden. Zowel Boudewijn als ik zijn een beetje zuur dat wij niet meer tijd hebben ingepland om in het zuiden door te brengen. Het kan ook zijn dat dit zurige gevoel kwam doordat onze maaginhoud niet meer bestand was tegen vlakke geasfalteerde wegen. Maar goed, de eerste nacht brengen wij door op de topverdieping van een Chinees guesthouse. En zoals bekend frituren de chinezen alles, ook hun gasten! Die nacht slapen wij door de hitte en de overdosis aan muskieten niet al te best! Een midnachtelijke zoektocht naar een ventilator draait uiteindelijk op niets uit waardoor wij de volledige nacht hebben liggen te zweten en draaien in een vies bed! Ja, het reizende bestaan is zwaar!

De volgende ochtend gaan wij vroeg uit de veren want er schijnt een soortgelijke motortocht als in Tha Kek in de omgeving van Pakse te zijn. Deze keer is het een tocht over het Bolaven Plateau, de bakermat van Laotiaanse koffie! En na zo'n vreselijke nacht snakken wij naar een sterk bakje Laotiaanse koffie zonder gecondenseerde melk want dat spul is te zoet (de Laotianen drinken hun koffie op die manier). Gewapend met 2 Japanse 110CC motorbikes en een klein rugzakje (de backpacks laten wijachter bij de Chinezen) beginnen wij aan dit ‘mannelijke' avontuur. Al spoedig zien wij Pakse achter de horizon verdwijnen en zijn wij overgeleverd aan de outback van Laos. Het asfalt maakt plaats voor rode en stoffige zandwegen en het duurt dan ook niet lang voordat de eerste klapband een feit is. Gelukkig staan wij op dat moment voor een ‘motor repairshop' en wordt de band voor 50 cent geplakt! Na dit akkefietje scheuren wij met snelheden van 100 km/u over de wegen van Laos en schieten wij alleen in de ankers voor overstekende schapen, geiten, koeien! De rest van het overstekende wild belandt onder ons voorwiel, inclusief een klein zielig jongetje dat Boudewijn niet op tijd kon ontwijken! Gelukkig gaat er in Laos geen vlees verloren en wordt ook deze roadkill smakelijk opgegeten.

Aan het einde van de dag zijn wij rood (door de zon) en bruin (door de stoffige weg) gekleurd en checken wij in een soort opvangtehuis voor vrouwen. Tot ons verdriet is hier geen enkele vrouw te bekennen en dus slapen wij voor de zoveelste nacht naast elkaar. Deze keer zelfs in een zeer klein tweepersoonsbed. Gelukkig zijn wij dat inmiddels wel gewend en kijk ik allang niet meer op van Boudewijn zijn freaky nachtrituelen! Tijdens deze welverdiende nachtrust dromen wij beide over de vele verlaten bergdorpjes en prachtige natuur die wij die dag zijn tegengekomen. Tja het reizende bestaan is zo slecht nog niet!

De volgende ochtend gooien we onze maag en benzinetank vol met brandstof en bezoeken nog snel een lokale UXO-organisatie. UXO staat unexploded ordnance, iets waar Laos dankzij de Amerikanen vol mee ligt! Nadat we genoeg granaten en bommen op de gevoelige plaat hebben vastgelegd starten wij aan het tweede deel van onze trip. Wederom brengt de tocht ons langs vergeten bergvolkeren en zeer bijzondere natuur maar ook langs mooie watervallen en langs een tweede ‘motor-repairshop'. We genieten zo erg van al het moois om ons heen dat we niet doorhebben dat wij veel sneller gaan dan wij van te voren hadden gepland. Hierdoor leggen wij de totale tocht van 350 kilometer in 2 dagen af in plaats van in 3. Gelukkig is twee dagen stofhappen voldoende om een onuitwisbare herinnering bij ons achter te laten en zijn wij bijzonder moe en voldaan wanneer wij terugkomen. Snel halen wij onze backpack op bij onze Chinese vrienden en checken in bijthe next best thing, namelijk de Indiase mensen. Behalve dat het hier ook heel warm is, is het hier ook heel vies en laat ik mijn tandenborstel in het afvoerputje vallen. Top!

De volgende ochtend vlooien wij elkaar eerst op eventuele achtergebleven kakkerlakken alvorens wij uitchecken en doorreizen naar 4000 Islands!Deze streek ligt uiterst zuiderlijk in Laos, nagenoeg op de Cambodiaanse grens. De naam van de streek refereert naar een hele zooi eilanden in de Mekong rivier. Van alle 4000 eilanden zijn er slechts 3 groot genoeg om voet aan wal te zetten, wij doen dit op het party-eiland Don Det. Dit is een soort mekka onder de laidback backpackers en al snel blijkt waarom. Op het eiland is geen ene reet te beleven en er is geen stroom, des te meer reden dus om met elkaar op het kleine zandstrandje samen te klieken, pils te drinken en gitaar te spelen (Boudewijn dan want ik ken slechts een liedje....Bloodhoundgang op het ritme van sinaasappelschilletje). Al snel maken Boudewijn en ik deel uit van een internationale vriendengroep bestaande uit Australiers en Canadezen. De dagen brengen we door met vissen, chillen, gitaarspelen, koehandelen, blowen (sorry paps!) en bierdrinken (sorry mams!) en Bou worstelt met Skippy! Als er uberhaupt nog ergens een restje van stress in ons lichaam zat dan hebben wij dat op Don Det definitief verloren. Elke avond werden wij getrakteerd op een bijzonder mooie zonsondergang, welke wij konden gadeslaan vanaf de veranda van onze rieten hutjes. Tijdens het enkele tropische stormpje dat ons eilandje aandoet die week legt Boudwijn de bliksem vast alsof hij plaatsjes schiet voor een natuurtijdschrift (wordt zeker geplaatst bij de foto's, wonderschoon)! De dagen vliegen voorbij op het eiland en wat ons betreft veel te snel.

Aan het einde van de week is er helaas een einde gekomen aan ons visum voor Laos waardoor wij genoodzaakt zijn om de grens met Cambodja over te steken. Gewapend met een flink aantal dollars om de corrupte douane te betalen steken wij de grens met Cambodja over. Aan de andere kant is het niet heel anders. Om het land binnen te komen zijn ook iets meer ‘omkoopdollars' nodig dan de reisgids vermeldt. Een dollar voor diegene die je het visumaanvraag formulier overhandigt, een dollar voor diegene die het in ontvangst neemt, een aantal dollars voor het visum zelf, een dollar om het visum te laten stempelen en drie dollars als je geen pasfoto hebt meegebracht. Vooral dat laatste is een mooie truc omdat de ‘noodzakelijke'foto wordt genomen met een camera op de privetelefoon van de douanebeambte, waar hij vervolgens niets meer mee doet. Gelukkig zijn Boudewijn en ik voorzien van voldoende foto's en ben ik zelfs in staat om een Australische vriend een pasfoto van mij te geven zodat hij zichzelf drie dollar kan besparen. Waarschijnlijk lijken wij westerlingen net zoveel op elkaar als alle Aziatische mensen voor ons. Maar goed, na een hoop dollars zijn wij dan eindelijk in Cambodja! Het land van landmijnen, Pol Pot, The Killing Fields en nog veel meer ellende, onze verwachtingen zijn dus enigszins gereserveerd. Al snel vinden wij uit dat de Khmer iets minder accuraat zijn in hun planning dan de Laotianen (ja, wij dachten van te voren ook dat dat onmogelijk was!) en stranden wij in Kratie (noord Cambodja) terwijl wij iets ten noorden van Phnom Penh hadden moeten zijn. Gelukkig zijn wij nog steeds helemaal laidback van Don Det en maken wij ons niet druk. Ze hebben ons immers beloofd dat er de volgende dag een bus zal komen die ons naar ons eindstation (Siem Reap) brengt. Tot onze schrik blijkt deze bus er inderdaad ook echt te zijn. Vol goede moed en met een tas vol vieze was stappen wij in de bus die ons zal brengen naar de stad waar de tempels van Angkor liggen.

Bij het intreden van de nacht bereiken wij Siem Reap en al snel zien wij dat dit een echte stad is. In tegenstelling tot Laos heeft Cambodja geen curfew en is het een grote drukte op straat. Hordes toeristen die allemaal de tempels willen bekijken, worstelen zich tijdens de nacht van bar naar bar en los van prostituees en opdringerige taxichauffeurs. Het bezoekende publiek (de toeristen) bestaat voor tenminste eenderde uit sekstoeristen terwijl de thuis spelende ploeg (de locals) voor zeker de helft bestaat uit prostituees (de andere helft is mannelijk). Ook wij besluiten ons te mengen onder deze bonte collectie van vreemde vogels. Het duurt dan ook niet lang voordat wij, ondedoeld!!!, belanden in een striptent! Wij blijven hier net iets langer plakken dan goed is voor onze onschuldigde geest en worden daarom getrakteerd op een theateract van een ladyboy (in de rol Rose in Titanic) en een andere ladyboy (in de rol van Jack in Titanic) die heel innig tegen elkaar zingen dat hun Heart Will Go On. Wij verlaten de nachtclub ietwat verslagen! Gedurende de resterende nachten in Siem Reap laten wij deze tent voor wat het is en zoeken wij ons vertier in andere clubs, het percentage prostituees is hier niet minder maar gelukkig geen innige Jack en Rose!

We zijn echter niet naar Siem Reap gekomen voor de schaarsgeklede dames maar voor de eeuwen oude tempels die net buiten de stad liggen. Om toegang te krijgen tot het hele Angkor complex kopen wij een peperduur entreeticket (goed voor 3 dagen onbeperkt tempels kijken). De eerste dag bekijken wij Angkor Thom met zijn Bayon tempel, een prachtig bouwwerk met veel verschillende basreliefs erop! Als iemand zich afvraagt wat dat in vredesnaam is dan geef ik hem groot gelijk ik citeer ook alleen maar mijn reisgids. Het enige wat Boudewijn en ik zagen was een fraai stapeltje stenen met een hoop verschillende gezichten erop. Desondanks maakt het een behoorlijk indruk op ons, wij wisten niet dat mensen stenen zo hoog konden stapelen. Na Bayon bekijken wij nog een aantal soortgelijke tempels en muren binnen het Angkor Thom complex, het is zo fraai dat wij onder een boom in slaap vallen. Gelukkig worden we net op tijd wakker om de zonsondergang boven Angkor Wat te zien. Wij spoeden ons dus richting deze tempel om vervolgens met nog 10.000 anderen de zonsondergang te bekijken. Gelukkig is Angkor Wat de drukte meer dan waard! De tempel zelf is gigantisch groot en bijzonder mooi! De zonsondergang tovert nog een zooi prachtige kleuren op dit wonderlijke bouwwerk waardoor wij beide ingetogen zitten te genieten aan de rand van een vijver.

Twee dagen laten keren wij terug om de zonsopgang boven Angkor Wat te bekijken en ook deze keerzijn wij met stomheid geslagen. Hoewel wij ons bedje voor dag en dauw moesten verlaten genieten wij met volle teugen van dit prachtige schouwspel. Het is lastig te beschrijven hoe wij ons op dat moment voelden, misschien dat de foto's (die ik snel zal plaatsen) genoeg zullen zeggen! We sluiten de dag af met een bezoekje aan een wat verder gelegen tempel die volledig is overgroeid door de jungle.

Na Angkor is het tijd om door te reizen naar Phnom Penh. Wij hebben hier afgesproken met een setje Deense meiden die wij ook al in Chiang Mai hebben ontmoet. Dat kan lachen worden! We will keep you posted!!!!!!!!!!!!

Laos!

Een van de mooie dingen van het reizen is dat er eigenlijk iedere dag wel iets gebeurt. Of je nouin een met locals volgepakte bus op pad bent naar een onbekende bestemming, hunkerend naar water door de bergen slentert of gewoon de hele dag in een cafeetje naar eindeloze herhalingen van Friends, Family Guy of The Simpsons ligt te kijken, je zou er zo een compleet blog aan kunnen wijden. Onze aankomst in Bangkok lijkt inmiddels dan ook al jaren geleden, maar ook Pai, waar Gjalt jullie heeft achtergelaten, zouden we zomaar vorig jaar bezocht kunnen hebben. Tijd voor een update!

Pai was onze laatste echte bestemming in Thailand, maar Laos wachtte! Een emotioneel afscheid van onze Britse reisgenoten en de rest de ´Pai-clan´ en een lange, nachtelijke busreis richting de grens met Laos zijn onze laatste herinneringen aan een mooie tijd in Thailand, waar we uiteraard nog terugkomen! De bus brengt ons via de inmiddels iets te bekende kronkelweggetjes naar een guesthouse in Chiang Khong, waar we midden in de nacht enigszins gebroken aankomen en waar we moeten wachten tot we ons visum kunnen regelen. Terwijl Gjalt nog wat slaap probeert te pakken, spring ik achterop bij de eigenaar van het guesthouse, die me naar de plaatselijk ochtendmarkt brengt. De geur van net niet verse vis en in tweeen gespleten varkenskoppen valt me iets te zwaar op de slaperige ‘nog-geen-ontbijt-gehad'-maag, dus ik houd het snel weer voor gezien en drink met wat locals een heerlijk bakkie Nescafe. De zon komt op, wat zorgt voor de nodige warmte na een koude nacht, en we worden achterin een pickup naar het immigratiekantoor vervoerd, waar een belangrijke man (dat konden we zien, hij had een uniform aan!) ons 5 Baht extra vraagt, omdat de arme man zo vroeg op moest. Na het afhandelen van de laatste formaliteiten op Thais grond gebied, is een korte boottocht naa de overkant van de rivier het enige wat ons nog scheidt van onze eerste treden op Laotiaans grondgebied, waar we de Laotiaanse formaliteiten afronden en worden vervoerd richting de haven, waar een flinke stoet slowboats liggen te wachten op hun passagiers.

Onbekend met de exacte gang van zaken rond het vervoer met slowboats, stappen we in een inmiddels al aardig volgepakte boot, gemeubileerd met houten bankjes met uitgezeten kussentjes, die ons achterwerk de komen 6 a 7 uur zullen scheiden van de nog veel hardere houten ondergrond, al was het onderscheid na 15 minuten eigenlijk al niet meer te merken. Dan volgt onze eerste kennismaking met de ´politiek van de slowboat´, gepresenteerd door een aantal wat oudere passagiers, wat inhoudt dat men instapt, geschrokken om zich heenkijkt en heel hard begint te schreeuwen: 'No more space! Full! Full!' Waarna een geselecteerd gezelschap morrende Laotianen in beraad gaat en uiteindelijk een tweede boot ter beschikking stelt. Iedereen blij...of niet. Slowboats zijn namelijk verkrijgbaar in verschillende uitvoeringen, maar ik houd het voor het gemak op een tweedeling. De ‘hardhouten bankjes/negatieve beenruimte/zuipende oostblokkers/slaap kun je wel vergeten'-boot, en de ‘met zacht leer bekleede autostoelen/koud bier in overvloed/ga maar ergens liggen want er is ruimte voor iedereen/wie heeft er zin een spelletje'-variant. Wij zaten op de eerste.

Gelukkig bevinden we ons inmiddels in Laos, wat werkelijk waar een hoop pijn verzacht. De boottocht brengt ons over de Mekong langs schitterende landschappen, waar hier en daar plotseling een echte local opduikt, die in the middle of nowhere kleren wast, rustig zit te vissen, in een houten bootje, ongestoord door het geweld van de voorbijrazende speedboats, naar de overkant peddelt of bezig is met iets anders eenvoudigs, doch elementairs. Kuddes waterbuffels houden zich op op de oevers van de enorme rivier, terwijl verderop de kinderen in het water spelen en er weer uit het niets een mooi klein houten huisje tussen de bomen verschijnt, waar schijnbaar iemand woont. Gjalt en ik zijn meteen verkocht.

Na al een bocht of 24 gehoopt te hebben op het verschijnen van onze eindbestemming, komen we eindelijk aan in Pak Beng, waar we de nacht door zullen brengen voordat we de volgende dag onze weg richting Luang Prabang vervolgen. Dankzij de Lonely Plant zijn we op de hoogte van de stoet kinderen die in Pak Beng onze boot bestormt om onze tassen te grijpen, om ze vervolgens de hoge trap die de oever van Pak Beng scheidt op te zeulen en er natuurlijk geld voor te vragen, dus we knokken ons een weg naar onze tassen, duwen hier en daar wat kleine kindjes overboord, maar komen uiteindelijk met ons geld nog in de zak boven aan de heuvel, waar we worden getackeld door de guesthouse-maffia. Het is wel duidelijk dat dit kleine dorpje het moet hebben van de slowboats. We vinden een mooi plekje in een goedkoop guesthouse (licht, 2 bedden en twee klamboes) en nadat we de nodige drugs hebben afgeslagen en wat gegeten hebben, is het tijd voor wat nachtrust, die we sinds ons vertrek uit Pai niet gehad hebben.

De onrustige nacht die volgt blijkt een voorbode voor een minstens zo onrustige ochtend. Er hangt iets in de lucht; onrust, opstand! Na ons ontbijt vetrekken we weer richting onze boot, en na ook de ochtendaanbiedingen van opium en marihuana afgeslagen te hebben komen we aan bij de kade, waar onze boot vandaan zal vertrekken. Het is er opvallend druk is, en de kade is gevuld met wachtende passagiers, die op de betonnen trap die richting de boten leidt zitten te wachten. Wat blijkt, alle reizigers die de dag ervoor verdeeld over 2 boten zijn aangekomen in het lieftallige heuveldorpje, worden nu geacht in 1 boot de tocht naar Luang Prabang te ondernemen! Maar niet als het aan een aantal oude knarren en hippies ligt, die inmiddels hun plekje op de eerste boot hebben veroverd en niet toestaan dat er nog meer mensen de boot opkomen, die in het gangpad plaats zullen moeten nemen. ‘No more, no more!' en ‘Full! Full!', klinkt er uit de boot, overigens een van de eerste bovengenoemde variant, terwijl wij onze plek op de barricades voor deze ene keer laten voor wat het is en het schouwspel van een afstandje bekijken. Duidelijk bevangen door emotie laat een Schots meisje bovenaan de kade haar tas van haar schouder glijden, die precies goed valt. De tas begint langzaam richting het water te rollen, en als de jongedame bekomen is van de eerste schrik besluit ze in een minder helder moment achter de tas de steile kade af te rennen. In een laatste wanhoopspoging springt ze naar haar tas...ze mist, landt pijnlijk dicht bij de trap in het met rotsen versierde zand ernaast, en kan niets anders meer doen dan toekijken hoe haar backpack de Mekong inrolt. Ondertussen lopen de gemoederen bij de boot ook flink op. Er wordt gedreigd met het bellen van ministers en een andere Schotse besluit dat het genoeg is geweest en laat haar ware Schotse aard bovendrijven, om de onwillende Laotianen eens te vertellen hoe het zit. Links het gevloek en getier van de gevallen Schotse, die niet begrijpt waarom de man die van zijn boot het water indook om haar tas te redden niet wat alerter kon zijn, rechts het geluid van toegevende Laotianen, die zuchtend en steunend een tweede boot aan laten varen. Blij verrast stappen we met een overzichtelijke groep in de boot, waarna we vriendelijk zwaaien naar onze helden in de eerste boot, ze bedanken voor de getoonde inzet en ons opmaken voor onze tocht in een boot van de tweede variant! 'Ja, en das fijn hé'

Om een uur of 18.00 komen we aan in Luang Prabang, waar we meteen verwelkomd worden door de relaxte ‘vibe' van het stadje. De iets te bekende neonverlichting heeft bij de plaatselijke nightmarket plaatsgemaakt voor prettige peertjes, en hier en daar proeven we al een beetje van de Franse invloed waaraan Laos onderhevig is, of in ieder geval is geweest. Subtiele verwijzingen in architectonisch opzicht in combinatie met de geur van versgebakken stokbrood in de ochtend brengen ons met de ogen dicht zo naar hartje Parijs, maar daarvoor zijn we niet naar Laos gekomen! Desalniettemin een aangename afwisseling. Met de fiets verkennen we de volgende dag de omgeving van Luang Prabang, en ‘s avonds drinken we LaoLao-cocktail met wederom een gezellig groepje lotgenoten, waar we de volgende dag mee naar de Kwang Si watervallen gaan, voor de broodnodige afkoeling en de kennismaking met de eerste, hetzij een kleine, ropeswing! Want ondanks het feit dat het hier al niet koud was, begint het ‘hot season' langzaamaan ook te ontwaken, wat betekent dat de middaguren voornamelijk in het water, binnen, of met de wind in de haren worden doorgebracht.

Nadat we sinds onze aankomst in Laos al aardig naar het zuiden zijn afgezakt, wordt het weer tijd om het noorden weer op te zoeken, waar de Gibbon Experience op ons wacht! Het maakt dat onze route niet erg logisch is, maar geeft ons ook de mogelijkheid om in onze weg naar boven het mooie dorpje Nong Khiaw te bezoeken. Een rustig, klein dorpje, geklemd tussen de bergen en aan de rivier, een prachtige omgeving dus. We verblijven twee nachten in een bungalowtje aan de rivier, waarna we onze weg richting het noorden vervolgen, met Luang Namtha als volgende bestemming.

Laos is een land in ontwikkeling, wat vaak blijkt uit de verschillen die we zelfs nu al tegenkomen met de situatie die geschetst wordt in onze Lonely Planets, editie 2007 (2008, in het geval van die van Gjalt). Ook Luang Namtha is een stad met ambitie, zo blijkt als we af worden gezet bij de busterminal, 10 kilometer buiten de stad! We hopen dat de ambitie ook heeft geleid tot de aanwezigheid van een ATM, want we komen nagenoeg platzak aan in Luang Namtha, doordat de Kip af en toe pootjes blijkt te hebben en ook massages duur uit kunnen vallen...In ons hotel (jaja, hotel! We hebben dan wel geen geld, maar een hotelletje op z'n tijd...) vragen we naar de dichtstbijzijnde ATM. Niet aanwezig, aldus onze zeer vriendelijke, doch onwetende hoteleigenaar, wat blijkt wanneer we tot ons groot geluk even verderop in de straat toch een ATM tegenkomen. Voorzien van de nodige miljoenen kunnen we op weg naar een van de vele ‘Baans', waar we zullen worden opgepikt voor de Gibbon Experience.

In een minibus vol Hollanders vertrekken we de volgende ochtend naar Baan Donchai, en we worden erg raar aangekeken als het busje na anderhalf uur tot stilstand komt en wij uitstappen bij een stoffige parkeerplaats met een kleine supermarkt. 'Mag ik vragen wat hier te doen is?', wordt er beleefd gevraagd. 'Wij gaan naar de Gibbon Experience!', glimjuichen we terug. De tijd in Baan Donchai gaat langzaam en er is weinig te doen. Als de boeken uit zijn en de blaren op de duimen staan van het pellen van de mais, waar we de locals een plezier mee hopen te doen, worden we aangenaam verrast door de aankomst van twee truckladingen backpackers, op weg naar de Gibbon Experience. We zitten goed! Je weet het nooit. Aan het begin van de avond krijgen we van de vrouw van Mr. I-Daeng de vraag of we kip bij ons avondeten willen. We knikken enthousiast ja, gaan terug naar onze boeken, om 5 minuten later opgeschrikt te worden door het geluid van een kip die voor z'n leven vecht, terwijl ie met een touw om z'n nek aan onze ballustrade hangt. Ach ja, we hoeven in ieder geval niet bang te zijn dat het vlees niet vers is.

De volgende ochtend is het zo ver. Tenminste, dat hopen we, als we om 11.00 zitten te wachten op de truck die ons om 10.00 op had moeten pikken. Dat wachten schijnt er nou eenmaal bij te horen, en ook in dit geval zijn ze ons niet vergeten. Over een mooie, overharde bergweg worden we dieper het land lang ingebracht, waar we bij een klein bergdorpje aankomen, waarvandaan we verder moeten lopen. Gelijk wordt duidelijk dat de Nederlanders bekend zijn met de Gibbon Experience; afgezien van de 3 Nederlanders in onze eigen groep, zitten er in de groep die op het punt staat weer te vertrekken twee Nederlandse gezinnen. Terwijl moederlief uit alle macht popi-jopie oom Arnold ervan probeert te overtuigen dat het echt niet verstandig is om de kroost op de weg terug over diezelfde mooie, onverharde weg op het dak van de door een Laotiaan bestuurde 4x4 te laten zitten ('Nee! Ook niet als ze zich goed vasthouden!'), beginnen wij aan onze tocht de berg op. Na een flinke klim, die dankzij de ferme pas van een achteraf door menigeen verguisde ‘pace-maker' best vlot verliep, krijgen we onze klimgerei aangemeten. Het bekende klimharnas, met een touw en karabiner voor de zekering, en een andere karabiner, waarin op ingenieuze wijze twee wieletjes zijn gemonteerd, met bovenop een stuk van een brommerband, die je vasthoudt wanneer je zipt en waarmee je kunt remmen door het achterste stuk van de band om de lopende kabel te klemmen.

Het park kent 6 boomhutten, waarvan er 3 worden gebruikt voor de Waterfall Experience, en 3 voor de Classic Experience, waar wij aan beginnen. Alle boomhutten zijn toegankelijk via de ziplines, maar liggen ver uit elkaar, wat betekent dat er af en toe ook en flink stuk gelopen moet worden. Nadat we ons harnas hebben gekregen is het tijd voor de eerste bescheiden zipline naar Treehouse 1. Een voor een ‘zipt' iedereen naar de overkant, en met een soms wat ruwe maar veelal soepele landing komen we aan in het 3 verdiepingen tellende onderkomen voor 6 personen. Treehouse 2 is bestemd voor 2 personen, en staat beter bekend als ‘The Honeymoonsuite'. Gjalt en ik denken er even over na, altijd in voor wat romantiek, maar laten de stek toch aan een Amerikaans stel (65 en 67 jaar, zippend alsof het een lieve lust was!). De tocht naar Treehouse 2 betekent ook de eerste lange ziplines. Vanuit een vertakking midden in Treehouse 1 vertrekt de zipline richting Treehouse 2, wat enige aandacht vereist, wil je een schop voor je kop van een vertrekkende zipper voorkomen. Daarnaast betekent het dat je je zonder er al te veel bij na te denken uit een 40 meter hoge boomhut moet storten, om vervolgens met een aardige snelheid op een andere boom af te schieten, waaraan een klein houten platform is getimmerd. Dit alles uiteraard goedgekeurd door de plaatselijke brandweer.

Na een aantal lijnen krijgen Gjalt en ik de ziproutine al aardig onder de knie. Harnas vast, veiligheid vast, apparaat erop en gaan. Rode stickers op de lijn betekent terugkomende lijn, groen is goed en geel is veilig. Flink veel gas geven, je haalt het waarschijnlijk toch niet. Makkelijk zat! Tijd voor wat hoogmoed! We zetten het Amerikaanse stel af bij hun suite en lopen een half uur tot we aankomen bij de zipline naar Treehouse 3, ons houtige huisje voor de komende dagen. Gjalt is veilig aan de overkant en ik spring nonchalant en ietwat ongelukkig van het platform en begin te draaien. De snelheid neemt toe en in een poging om weer recht te komen en niet achteruit onze boomhut in te schieten, vergeet ik een split second dat er een stalen kabel langs m'n hoofd raast. Wat rest is het geluid van staaldraad langs mijn schedeldak en de gevleugelde woorden: 'Yep, that's gonna leave a mark!' Het kost me een aardige pluk haar, maar even ontsmetten en we zijn weer op de been.

We settelen ons met twee Amerikaanse dames in Treehouse 3, welke bestaat uit een enkele verdieping en een verhoging met een badkamertje met douche, toilet en gootsteen, waarmee het niet onderdoet voor de sanitaire voorzieningen in de gemiddelde guesthouses waar we verblijven. Met als bonus dat we hier onze stront van 40 meter hoogte naar beneden kunnen zien vallen. Gjalt en ik duiken nog even het bos in om wat mooie ziplines te pakken (want oh, oh, wat is het verslavend!) en brengen een bezoekje aan het Amerikaanse stel in Treehouse 2, die tot onze verbazing als enigen zo slim zijn geweest om hun gids wat bier te laten regelen. We krijgen een glaasje aangeboden en kletsen wat. Aardige mensen, die Amerikanen. We eten wat in onze eigen boomhut, genieten van een prachtige zonsondergang en spelen Koehandel (en zijn er nog niet uit waarom mensen die geen idee hebben wat ze doen altijd winnen) en maken ons op voor de eerste nacht.

De eerste nacht dus. We hadden inmiddels al kennisgemaakt met de grote groene boomslang die zich tegoed schijnt te doen aan de muizen in onze boomhut, maar gelukkig is dat geen nachtdier, wat betekende dat hij gezellig overdag langskwam. In het kader van ecotoerisme werd het mooie dier net zo lang met een stuk bamboe op z'n kop gemept tot ie uit de boom lazerde. Een van de Amerikaanse dames was niet ontevreden, gezien haar angst voor slangen, vooral in combinatie met haar hoogtevrees een interessant gegeven. 'How's that for confronting your fears!?'. De nacht brengt dus geen slangen, wel een plafond vol reflecterende oogjes, een enkele witte muis en een heleboel geluiden die in onze fantasie zo van een kudde beren afkomstig kunnen zijn. Die klimmen in bomen ja!

We worden vroeg gewekt door een gids voor een korte wandeling door de jungle, op zoek naar Gibbons. Ondanks een aantal fanatieke pogingen van onze gids om ons te laten denken dat we dichtbij zijn, zien we niks, maar terug in de boomhut zien we nog net hoe de laatste ochtendmist uit het dal wordt verjaagd door de opkomende zon, terwijl we in de verte horen hoe de Gibbons elkaar van een afstandje toezingen.

Om een uur of 09.00 wordt het ontbijt gebracht. We hebben geluk, we hebben een goede gids die wel met ons mee wil naar Treehouse 6, iets waar niet alle gidsen zin in hebben, omdat het zo ver weg is. De heenweg is een tocht van 3 uur door de jungle, tegen het einde afgewisseld met wat mooie, lange ziplines. De hitte maakt het een zware tocht, maar de jungle is zoals we die nog niet gezien hebben en de ziplines en de waterval aan het einde van de rit maken het de moeite meer dan waard. Helaas is de terugweg nog zwaarder; 3 uur lopen, berg op, berg af, zonder ziplines. Moe maar voldaan komen we weer terug in onze boomhut, waar we ons prima vermaken met het gebrek aan licht, de sluitertijd van onze camera's en een headlight.

De volgende ochtend zit het er alweer op. Met pijn in het hart koppelen we ons los van de laatste zipline en zeggen ons trouwe harnasje vaarwel. Het einde van de Gibbon Experience. An experience indeed!

We worden teruggebracht naar Gibbon Experience HQ in Huay Xai, waar we onze tocht door Laos zijn begonnen. Noch een tweede tocht op de slowboat, noch een busrit naar het zuiden klinkt erg aantrekkelijk, dus we kiezen voor het vliegtuig. In slechts 40 minuten zitten we in Vientiane, de hoofdstad van Laos. En we dachten dat Luang Prabang Franse trekjes had...De straten heten hier ‘rue', croissantjes en pain chocolat bij het ontbijt, een eclair tussendoor, oude mannetjes die jeu de boules spelen en met ons fietsje rijden we nietsvermoedend de Champs-Elyzees op, om uit te komen bij de Arc de Triomphe! Mon Dieu! En dan is er ook nog de hele week een Frans festival aan de gang. We kunnen het wel waarderen. Het zorgt voor ontzettend goed eten en gezellige avonden. We slijten een dag in Sengdara gym voor de broodnodige beweging, het zwembad en een massage, en ik slijt een dag bij de toeristenpolitie, die ik als ik wegloop volgens mij nog net lachend de aangifte van mijn verloren portemonnee hoor verscheuren.

Inmiddels zitten we in Vang Vieng. Een...bijzonder... plekje, waar we kunnen tuben en ongegeneerd tv kunnen kijken en oh ja, ook nog iets met cultuur enzo, maar daar vertelt Gjalt jullie de volgende keer alles over!

Als goedmakertje voor het lange wachten en het lange verhaal tot slot nog wat visuele ondersteuning, afgezien van de foto's. Voordat we weggingen hebben we een filmpje geplaatst over de Gibbon Experience, hoog tijd om die te vervangen door ons eigen filmpje! Enjoy!

คลิป หลุด ดารา รูป เสียว สยิว ข่าวฉาว แอบถ่าย เอ็กซ์ เครื่องพีดีเอ,

Waar Boudewijn jullie heeft achtergelaten in Chiang Mai, zijn wij (uiteraard) verder gegaan, deze keer op een jungle safari. Vanuit het heerlijke backpackers- guesthouse Julie's zijn wij voor drie dagen in noordelijke richting vertrokken, richting de bergen. Hierbij hebben wij onze backpack's achtergelaten in het guesthouse en in plaats daarvan gingen wij gewapend met twee boy-scout rugzakjes op zoek naar avontuur. En avontuur dat vonden wij!

Bij aankomst blijkt dat de helft van onze rugzak overbodig is waardoor wij, drie dagen lang, met onnodige ballast rondlopen door de tropische hitte van de Thaise jungle. Achteraf gezien is 3 rollen schijtlint misschien iets te veel voor drie dagen. Gelukkig bleken de acht Snickers, die wij onderweg hadden gekocht om de eventuele Thaise Cuisine te ontsnappen, bij aankomst al uit onze tassen te zijn gejat zodat we die in elk geval niet hoefden rond te sjouwen. Dit gemis kon onze pret niet drukken omdat wij zouden starten met ritje op een olifant. Eerst moet je vanaf een hoog plateau op de rug van de olifant klimmen om alvorens door 5 ‘locals' te worden voorzien van trossen bananen, anders willen de beesten niet lopen! Ook in Thailand is de brandstof duur waardoor wij op pad gingen met een tros duur betaalde bananen. Vervolgens legt de olifant zijn slurf met veel zuig en slurp geluiden op je schouder wat betekent dat hij weer een banaantje wil. Nadat de bananen op waren en wij de Thaise wegenwacht hadden gebeld omdat wij zonder brandstof stonden, werden wij geholpen door een vriendelijk setje Thaise hangjongeren die de olifanten weer aan de praat hielpen door middel van een bamboestok met een scherpe punt.

Na dit ritje werden wein een metalen kooi aan een kabelbaan naar de overkant van de rivier geholpen. Na een snelle lunch aan de andere kant van de rivier, zou onze eerste ‘tracking' beginnen. De tracking bleek een wandeling van 4 uur richting de top van een berg. De lokale bejaardenvereniging zou deze tocht zeker in 2 uur kunnen voltooien maar een setje anti-fitte Fransen en een rare Sloveen zorgden voor een kleine vertraging. Desondanks was het een zeer mooie wandeling door oerwoud waarbij wij helaas geen enkel wild beest zijn tegengekomen.

Aan het einde van dag een zouden wij uiteindelijk bij een locale bergstam verblijven. Op papier gezien moest dit een traditioneel Lahu hilltribe dorp zijn. Echter gingen de locals gekleed in hippe jeans en trendy jackets en belden zij onderling de laatste tussenstanden van de Engelse Premiership door. Gelukkig mochten wij wel een traditioneel feest meemaken, namelijk het Chinees nieuwjaar. Gewapend met een trommel en een aantal flessen whiskey stonden dezelfde locals de gehele nacht muziek te maken. Hierbij liepen zij, met de attributen in hun hand, rondjes rondom een gezellige TL-buis. Een feest om nooit meer te vergeten dus, vooral niet omdat het tot zonsopgang duurde. De eerste nacht hebben wij vanwege het gebrek aan muzikaal talent en de harde bamboe ondergrond niet veel slaap kunnen pakken. Desondanks mochten wij weer vroeg uit de veren om aan dag twee te beginnen. Deze bestond wederom uit een lange tracking die ons langs verschillende bergvolken leidde. Ook kregen wij nog een opiumplantage te zien en een uitvoerige uitleg hoe morfine en heroine tot stand komen. Dag twee werd afgesloten met een heerlijke overnachting in een aantal bamboe-hutjes aan de rand van een rivier. Hier heeft Boudewijn op een gitaar laten zien wat wij ‘westerlingen' onder muziek verstaan. Zittend rondom en vuurtje en gitaarmuziek op de achtergrond was dit best een geslaagde avond. Dag drie begon weer met een half uur lopen waarna wij de benenwagen inruilden voor een wildwaterraft. Gewapend met een helm en een peddel gingen wij vervolgens de wilde rivier af. De ‘rapids' die wij onderweg tegen kwamen kun je ongeveer vergelijken met de Vliet tijdens een winderige dag. Omdat wij niet zo heel veel hoefden te doen konden wij daarom genieten van de omgeving en het gezelschap waarin wij verkeerden.

De dag werd uiteindelijk afgesloten met een stukje bamboeraften. Hier was niets vermeldenswaardigs aan waardoor ik er verder niets over ga zeggen behalve dan dat bamboerafts niet zo goed drijven!

Diezelfde avond keerden wij terug in Julie's guesthouse. Het koude biertje dat wij in gedachten hadden tijdens de vele uren lopen, bleek helaas lastig te verkrijgen. In verband met de verkiezingen werd er tijdens het weekeinde geen alcohol verkocht. Gelukkig bleek de koelkast van het guesthouse minder gesloten dan de pubs en restaurants waardoor wij deze maar hebben leeggedronken. Bij het gebrek aan biertjes ben ik op de laatste dag van het weekeinde maar een Thaise kookcursus gaan doen. Ik weet nu alles van de verschillende Thaise dishes. Zonder deze cursus had ik nooit geweten dat de groene chilli veel heter is dan de rode. De waaghalzen onder jullie wil ik bij deze graag uitnodigen om in Nederland een keer te komen genieten van mijn culinaire hoogstandjes!

Na het weekeinde zijn wij samen met een bevriend Engels setje verder getrokken richting Pai, een hippiestadje in het noorden van Thailand. De volgepakte bus bracht ons deze keer naar extreme hoogtes en langs diepe kloven. De frequentie van scherpe haarspeldbochten werd een enkeling in de bus te veel, waardoor wij de helft van de rit met kots op de vloer en ruiten moesten afleggen. Gelukkig stinkt kots nauwelijks wanneer het heel warm is!

Eenmaal aangekomen in Pai hebben wij onze intrek genomen in een heerlijk guesthouse aan de rivier. Het guesthouse heeft ook een grote tuin waarin verschillende hangmatten zijn opgehangen. Hier konden wij dus heerlijk tot rust komen en eindelijk eens beginnen met lezen over Laos. Behalve wat rondrijden op brommertjes en het hangen bij een uberchill zwembad hebben wij hier niet zo heel veel gedaan. De dag werd voornamelijk besteed met uitslapen, rondhangen met vrienden en film kijken in een thuisbioscoop. Inmiddels zijn wij daarom voldoende uitgerust en bruin gekleurd om de oversteek naar Laos te maken. Vanavond gaan wij per minivan richting de grens alwaar wij onze visum voor Laos gaan (proberen te) bemachtigen. Vervolgens zakken wij 2 dagen lang per slowboat af richting Luang Prabang. Dit kan nog een behoorlijk avontuur worden, we houden jullie in elk geval op de hoogte!

Voor nu de groeten vanuit Thailand en tot in Laos!

Petje af, jasje uit

...kggggt....klik........earth calling Gjalt en Boudewijn...........Gjalt en Boudewijn...........come in please........Zoetermeer.....we have a problem.........

Nee, nee! We zijn er nog! Na het rappe tempo waarin de eerste blogs elkaar opvolgden liepen de bezorgde reacties na de radiostiltevan de afgelopen tijd al voorzichtig binnen, maar in onze poging om het 'echte' Thailand te zien komen we ook wel eens op plaatsen waar de internetcafesen 7/11 zich niet om en om in de straat bevinden. Dat is ook wel eens leuk, al betekent het wel dat mijn belofte even op de lange baan moet. Laten we hem anders gewoon vergeten...Hier volgt een belachelijk lange lap tekst over alles wat Gjalt en ik de afgelopen dagen weer hebbenmeegemaakt. Want we hebben weer niet stilgezeten! Tenminste...

Het verhaal begint waar het vorige is geeindigd: Sukhotai.

Het is op een mooie en zonnige dag, zoals de meest dagen hier zijn, dat Gjalt, geinspireerd door zijn reisgids en reizigersgeest, het idee vat om via dewestelijke grens van Thailand, die met Birma (Burma of Myanmar, maar bij deze Birma),naar het noordenvan Thailand te reizen. Een langere route, maar we hebben het idee dat we wat rap gaanen we hebben nog steeds geen haast, dus de westgrens, it is.

Eerste stop vanaf Sukhotai is Mae Sot; een klein stadje nabij de grens, dat met een 'Friendship Bridge' is verbonden met Birma en een plek is waar verschillende volkeren naartoe komen voor hun handel. Vanuit Mae Sot is het mogelijk om dagtripjes naar Birma te maken, iets wat vooral Gjalt interessant lijkt, gezien de huidige situatie in dat land, waar we op dat moment nog niet veel over weten.Het is even zoeken, maar we vinden een leuk guesthouse dat ons twee single rooms aanbiedt, waardoor Gjalt en ik voor het eerst de nacht in verschillende kamers doorbrengen. We settelen ons in onze kamers en besluiten een kijkje te gaan nemen in Mae Sot. Al snel wordt duidelijk dat Mae Sot nauwer bij Birma is betrokken dan de geografische ligging al zou doen vermoeden. Op verschillende plaatsen verzamelen groepjes mensen zich, vrijwilligers en ontwikkelingswerkers, die hun plannen maken om hun steentje bij te dragen aan het oplossen van de problemen in Birma. Ook de Birmezen zelf houden zich op in Mae Sot. Veel kinderen zijn bezig met het verzamelen van wat lijkt op afval, en langs de straat zitten meer zwervers en bedelaars dan we gewend zijn.


Het guesthouse waar we verblijven, Ban Thai Guesthouse, blijkt eveneens een uitvalsbasis voor weldoeners. Op ieder moment van de dag zit er wel iemand in het rustige binnenplaatsje achter een laptopofweggedoken in studieboekenEngels, waarmee les wordtgegeven inplaatselijke scholen. Zoals veel ondernemers in Mae Sot, is ook de eigenaar van het guesthouse een vluchteling uit Birma. Ondanks het feit dat zijn guesthouse voornamelijk wordt bezocht door mensen die hulp komen bieden, is hij er ook op uit om mensen die dat in eerste instantie niet van plan zijn zo ver tekrijgen dat ze ook nog even blijven hangen. Vele handen makenlicht werk, of in dit gevalnog steeds een schijnbaar onmogelijke klus.

De eigenaar biedt ons aan tijdensons verblijf een kijkje te nemen in een museumrond de problematiek in Birma.Daar gaan we zeker kijken, maar eerst huren we een brommertje om zelf eensin de omgeving rond tekijken, en ook omde Friendship Bridge en daarmee Birma van een afstandje te zien.

De Friendship Bridge is, wat de naam al doet vermoeden, een brug. Niet veel meer, niet veel minder, op het eerste gezicht. Het is er druk, mensen trekken lopend, met auto's, fietsen enTuktuksnaar de andere kant. Het is raar om te beseffen dat de rivier die onder de brug door stroomt de enige grens vormt tussen de hel die Birma is en het 'rijke' envrije Thailand, en afgezien van een handjevol soldaten met geweren aan de oever van de Thaise kant van de rivier, lijkt er weinigte zijn dat een Birmees ervanzouweerhouden de oversteek te wagen. Onder de brug gebeurt van alles. Birmezen proberen hun handel te slijten in Thailand en blijven dichtbij de rivier, of in ieder geval binnen een schijnbaar acceptabele grens, zodatzegeen geld hoeven te betalen voor hun verblijf in Thailand.Er wordt het nodige gedeald, drank, sloffen sigaretten,met Thai, met de soldaten, het lijktalsof het hier inmiddels de normale gang van zaken is, en dat is het ook.Gjalt en ik proberen voor onszelf op een rij te krijgen hoe alles op en rond de brug een beetjewerkt, en lopeneen klein stukje langs de oever van de rivier. De oever is in dit geval de betegelde 'promenade' met zilver -en goudkleurig hekwerk, waar aan de kant van Birma geen sprake van is. Onderweg worden we aangesproken doorverschillendeBirmese kinderen, die wat betreft hun Engels niet verder komen dan 'Hello, money' en'Byebye, hungry', hun hand ophoudenbij iedereen die langsloopt, maar op het moment van een foto hun pose klaarhebben. Ze lijken te leven onder de brug,maar later horen we dat dit slechts is nu het water in de rivier zo laag staat. Bij de rivier zien we een kindje uit het water drinken, terwijleen stroompje verderop een man zich staat te wassen. We nemen nog een kijkje op een enorme overdekte markt vlakbij de brug, stappen weer op ons brommertje en rijden weg.

Zoals wel vaker op ons brommertje, wordt de richting bepaald door de stand van de maan, de windrichting, of een ingeving van de bijrijder na de vraag: Links, rechts, rechtdoor?! Het werd links, en we rijdeneen zijstraatje van de hoofdstraat in,waar na enkele minuten rijden langzaamstukken asfalt uit beginnen te ontbreken. We rijden stug door, slingeren door de lokale hanggroepjeugd, zwaaien vriendelijk en belanden uiteindelijk bij iets dat lijkt op een waterreservoir. Tegelijkertijd vindenwe de reden vande grote hoeveelheid rotzooi die we langs de kant van de weg tegenkwamen: het is de plaatselijke vuilnisbelt. Rond het reservoir zitten verschillende mensen te vissen, en als we goed kijken zienwe dat er ook op de vuilnisbelt het nodige gebeurt. Met een grote omweg om het reservoir heenrijden we uiteindelijk dwars door de vuilnisbelt heen, en zienhier en daar een klein huisje en veel bedrijvigheid.Een aantal kleine families lijkt te wonen op de afvalhoop, zich voorziendvan de troep van anderen om hun dagelijkse ding te kunnen doen. Kinderen spelen, binnenslingert een moeder in een geimproviseerde hangmat haarkind in slaap. We beseffen ons dat we vreselijk 'out of place' zijn, terwijl we met ons brommertje door het afval rijden. We worden wat ongelovig aangekeken, en kijken waarschijnlijk net zo ongelovig terug.

De volgende dag brengt het bezoek aan het museum. We krijgen van de eigenaar van Ban Thai op het hart gedrukt dat het 'not for fun' is, waar we ook geenszins vanuit gaan. Hetmuseum, of eigenlijk meer een kleine tentoonstelling, bevindt zich ineen Thais huis, weggestopt in een armere wijk van Mae Sot.We worden verwelkomd door een vriendelijke Birmees, die onsinlicht over de huidige situatie en ons iets vertelt over de organisatie waar hij voor werkt, de AAPP(Assistance Association for Political Prisoners). Deze organisatie houdt zich bezig met het welzijn vandeduizenden politieke gevangen in Birma, die zoweltijdens gevangenschap als na vrijlating worden gemarteld doorhetmilitaire regime en gedwongen worden te vluchten. Ookde man zelfkreeg ruim twaalf jaar gevangenisstraf wegens het uitkomen voor zijn mening en deelnemen aan politieke activiteiten diedoor de 'junta'verboden zijn. Zijn Engels is slecht te verstaan, maar desondanks komen er genoeg woorden aan die duidelijk maken hoe ernstig de situatie nog steeds is en is geweest sinds het neerslaan van de eerste demonstraties eind jaren tachtig. Om ons heen zijn de muren daarnaast behangen met foto's van demonstraties, slachtoffers en de gevolgen van het ingrijpen van het leger, die waarschijnlijk nog steeds maar een klein idee geven van de omvang van het verhaal. We worden door een kleine ingang meegenomen het huis in, waar een kleine ruimte is ingericht met nog meer gruwelijke foto's op de muren en uitgebreide uitleg over de gang van zaken in de Birmese gevangenissen. We sluiten af met een Engelse documentaire, die een duidelijk, chronologisch beeld geeft van de gebeurtenissen van de afgelopen decennia, wat helpt om het een en ander op een rij te zetten. We krijgen nog wat kleine boekjes mee en doen een bescheiden donatie, waar we, met het schaamrood op de kaken, een 'acknowledgement' voor krijgen.

Eenmaal terug bij het guesthouse komt de eigenaar gelijk vragen hoe het was, schijnbaar gewend aan de terugkeer van geshockeerde toeristen. Ik vertel hem dat het indrukwekkend was, al heb ik tegelijkertijd het vermoeden dat de schrik er bij menig Amerikaan een stuk meer in zit na een bezoek aan het museum. Ik krijg een troostend schouderklopje en een vriendelijke lach, terwijl hij volgens mij staat te wachten op de eerste tranen. Dan vertel ik hem dat we de documentaire gezien hebben, waarop gevraagd wordt of we de videohebben gekocht. Wanneer ik ontkennend antwoord en zeg dat we een donatie hebben gedaan lijkt meneer ineens ietwat geirriteerd. 'You should have bought the film! You should have bought the movie!', blijft hij me verwijten, wat ik, zelfs na onze bescheiden donatie en daarmee gepaard gaande schaamte, niet helemaal terecht vind. Mae Sot begint wat ongemakkelijk te voelen, vooral wanneer we mensen uit moeten leggen dat we slechts op doorreis zijn, en geen wonderen komen verrichten. Het is een inspirerende plek voor eenieder die er komt om goed te doen, of goed te voelen, maar gewetensbezwarend voor twee nieuwsgierigeHollandse backpackers op doorreis naar het noorden.

Slechts een veeg over het krijtbord is er voor nodig om ons twee uur lang vast te houden op het busstation van Mea Sot. Met een vriendelijk gezicht en een harde lach wordt ons verteld dat er net twee lijndiensten naar Mae Sariang zijn verdwenen...Foetsie! HAHA! Ach ja, het went.

Gjalt vindt twee dames die zo gek zijn z'n hangmat een mooie plek te geven en is vertrokken. Ik maak een kruiswoordpuzzeltje en raak aan de praat met Oscar uit Washington DC,een gevluchte Birmees, of eigenlijk Karen (volk dat zichzelf tussen detwee vuren van Thailand en Birma zag belandenen daarmee ook hetzelfde lot beschoren was), die net in Mae Sot aankomt om te kijken of hij nog wat kan doen. Een aardige Amerikaan die lijkt op eenMexicaanse indiaan, waarmee ik op een rare manier terecht kom op de vergelijking tussen Vlaanderen en zijn volk. Verkrachtingen, marteling, vernietigde oogsten en platgebrande huizen blijken het enige verschil, concludeert hij.

Dewagen waar we op wachten is een omgebouwde pickup, waar achterin twee banken zijn bevestigd, goed voor een man of 10. Na twee uur wachten verschijnt het wagentje, een stevige 4wd, want de weg die ons te wachten staat is er niet zomaar een. De weg van Mae Sot naar Mae Sariang staat bekend als 'Death Highway'; dwars door de bergen, leidend langs diepe afgronden over ongeasfalteerdewegen, niet veel breder dan de wagen zelf. We vertrekken met een man of 7, en rijden enthousiast (misschien doordat we nog geen idee hadden hoe lang de rit zou duren) de Thaise bergen en jungle in. Na een aantal stoppen begint het wagentje, Saeng Thaew in het Thais, al aardig vol te lopen, en als ieder plekje op de bank zo'n beetje bezet is en ook het rek achterop de wagen is voorzien van een passagier, denken Gjalt en ik dat ie toch wel zo'n beetje vol moet zitten, terwijl we overigens onze benen in onze nek hebben door een enorme zak rijst die tussen ons in ligt. Nou blijkt 'vol' in Thailand een van de rekbaarste begrippen die er zijn. Groepjes van 2, 4 en 5 man worden nog zonder morren aan de wagen gebonden, wat ervoor zorgt dat we uiteindelijk met 24 man in de wagen zitten, terwijl het arme beessie ons in z'n eerste versnelling de berg op probeert te hijsen. Een bont gezelschap van locals kijkt ons aan alsof we de twee enige backpackers in de wagen zijn, en ik krijg een brede glimlach van een oude vrouw tegenover me, die haar zwarte, het schijnt door de 'betelnut' gitzwart gekauwde tanden ontbloot en nog eens even flink naar buiten rochelt. Het is een prachtige rit en Gjalt en ik vergapen ons aan de kleine stukjes paradijs die we tegenkomen. Midden in de jungle beginnen zich plotseling de buitenwijken af te tekenen van iets dat eenmaal dichterbij een enorm vluchtelingenkamp van houten, al dan niet op palen staande huisjes blijkt te zijn. Enkele kilometers lang rijden we langs het kamp, terwijl een enkele passagier uit -en instapt.

Maar liefst 6 uur later komen we aan in Mae Sariang, en gelijk is daar Aekkasan. Een welbespraakte Thai die ons graag kennis zou willen laten maken met zijn mooie Road Side Guesthouse, dat, volgens eigen zeggen,vanwege de recente opening nog niet in de Lonely Planet is opgenomen. We worden meegenomen naar iets wat lijkt op een saloon, midden in Thailand, en al snel wordt duidelijk dat Aekkasan groot fan is van alles dat met country en western te maken heeft, en dat hij helaas zijn guesthouse ook zo heeft ingericht. Tikkie 'OTT'...

Hij voorziet ons van een prima kamer, toont ons de nette gedeelde badkamers en drukt ons op het hart dat we na tienen absoluut geen last meer zullen hebben van het langsdenderende verkeer. Vooruit dan maar. Aekkasan is een eeeh...gedreven ondernemer, die ons graag veel geld uit ziet geven in zijn etablissementje. 'Mo' beah? Mo' coke? Dinnahhh? If you have one mo' beah, you will ceeeertainllyy no hear traffic tonight!' Helaas is Aekkasan's triplex muurtje niet bestand tegen de tientonners die nog tot laat in de avond langs het guesthouse rijden. Herriestoppers dan maar.

De volgende dag wordt 'one of those days'. We huren twee mountainbikes en fietsen naar Salawin National Park. Het enige dat we vergeten is water...De weg naar het park is nu en dan pittig, vooral wanneer de spieren wat dat betreft al even stilstaan. Afgepeigerd komen we aan bij het visitors centre van het park, waar we uit een dubieus koelapparaat een glaasje ijskoud water krijgen. Fout 1, maar we klagen niet. We maken een kleine tocht door het bos, verdwalen een aantal keer, maar komen op wonderbaarlijke wijze iedere keer weer op het goede pad terecht, niet op de laatste plaats doordat we begeleid worden door een hond, die ons de hele route volgt. Veel meer dan een boswandeling wordt het niet, en aan het eind hebben we van de ene fles water die we gratis mee kregen zelfs nog water over.

Volgens Aekkasan is een grote zittende Boeddha hoog op de berg 'the place to be' bij zonsondergang, dus na een stuk fietsen en een flinke klim de berg op kijken we uit over de vallei waar Mae Sariang in ligt. 'Aekka' loog niet. Een fantastisch uitzicht op het tegenovergelegen bergen, de vallei, de rijstvelden met de kleine houten huisjes erin en Boaddha die alles overziet. Gjalt vindt snel zijn plekje in een klein huisje naast Boeddha, waar hij z'n hangmatje ophangt. We drinken ons biertje en gaan op zoek naar innerlijke rust.

Als de zon onder is fietsen we terug en gaan op zoek naar iets te eten. Uiteraard ziet Aekka ons graag plaatsnemen in zijn restaurantje, maar we besluiten naar de plaatselijke markt te gaan. We vinden een geschikte plek, en om een of andere reden krijgen we naast het menu ook een papiertje en een pen. Gjalt besluit zijn Thaise schrift eens uit te proberen, en schrijft onze bestelling op, die zonder enige vreemde blik wordt geaccepteerd. Wellicht fout 2...Vol ongeloof kijk ik hoe er wordt begonnen met de bereiding van ons eten terwijl Gjalt even geniet van zijn gloriemomentje. Het eten dat we vervolgens krijgenis prima, en nog wat we besteld hadden ook.

Er is 's avonds niet veel te doen in Mae Sariang, maar we gaan op zoek naar een leuke tent om wat te drinken. We lopen weg bij onze eettent en struikelen gelijk tegen een, jaja, karaokebar aan! Binnen zitten twee Thaise meiden hun best te doen op ingewikkelde Thaise liedjes, terwijl 4 mannen aan een ander tafeltje duidelijk beschonken mee proberen te lallen. Het zag er uitnodigend uit...Zoals dat gaat bij Thaise cafeetjes worden we praktisch naar binnen gesleurd en al snel staat het eerste biertje voor onze neus, samen met twee microfoons...We zetten het op een zuipen en de rest van de avond wordt de lucht in Mae Sariang gevuld door de melodische klanken van (met opzet) de meest kaaaaaaaaazige liedjes die je maar kunt bedenken, afgewisseld met een enkele kraker. Celine Dion, Backstreet Boys, Westlife, John Denver en The Eagles, en ach wat, een acapella versie van Maxville's 'She's Not You', die ik ook na lang zoeken echt niet kon vinden. 'Three more songs' three more songs!', krijgen we te horen. Dan weten we het zeker, die Thai zitten gewoon niet te wachten op klanten! En als de ene karaokebar dichtgaat, ga je natuurlijk naar een andere! Een mysterieus barretje, waar we worden toegezongen door een ladyboy en we nog een duetje doen met de plaatselijke held. Een mooie avond...Tijd voor fout 3. Bij gebrek aan een goede kebabtent besluiten we wanneer we de karaokebar uitstrompelen nog wat te eten bij het enkele kraampje dat z'n karretje nog niet weggereden heeft. We bestellen drie stokjes vlees, en als de bak opengaat en de geur mijn neus bereikt begin ik wat te twijfelen. Gelukkig volgden er nog wel tien seconden in lauw, vies vet, dus geen reden om lekker op te eten! Toch...?

Het resultaat was niet best. Een dagbesteding die je waarschijnlijk niet in de Lonely Planet tegen zult komen en ook de reden van de 'tenminste' helemaal aan het begin van dit verhaal. Uren staren naar het boeiende gevecht tussen rode en zwarte mieren op een pot waar je je knieen niet kwijt kunt. Ik was de gelukkige diede spits af mocht bijten, en met de echo van Gjalt z'n lach nog in de kamer klinkt het dichtslaan van de deur voor Gjalt z'n eerste run. Een dagje uitzieken en de reis naar Chiang Mai even van de baan.

Tegen beter weten in beginnen we de dag erna toch aan de trip. Gewapend met Immodium nemen we plaats in een uit staalplaat opgetrokken bus met kleine ventilatortjes en heel veel mensen, die ons in 5 uur, in de brandende zon, inde eerste versnelling door de bergen heensleurt. Klinkt misschien bekend,maar dit was toch ff wat anders dan de hemelse rit over Death Highway. Tot overmaat van ramp krijgen we ook nog de nodige koortsaanvallen te verduren, wat zorgt voorkoude rillingen in de hitte en kokende hitte in de koele bergen. Al doende leert men, dus de volgende keer wordt er uitgeziekt.

Zwaarbevochten in Chiang Mai, een grote stad waar we voor het eerst in langere tijd het idee hebben niet de enige of een van de weinige backpackers te zijn. Na een aantal nachten guesthouse hoppen zijn we beland in Julie Guesthouse, waar het goed toeven is en veel nieuwe contacten worden gelegd.We zijn weer nagenoeg beter, al is de waterhuishouding nog steeds niet helemaal op orde...maar ach, morgen vertrekken voor drie dagen de jungle in, so what's the problem...?

Ik geloof dat dat het was! En zo niet, dan toch! Tijd voor frisse lucht!We vermaken ons nog steeds prima engaan zo met een gezellig groepje wat eten bij de Italiaan.

Rest me nog jullie een klein idee te geven van onze rit over Death Highway. Het is een beetje behelpen hierzo, maar lots of fun all the same!

So far, so good!

Khao Yai en de apen van Lop Buri

Het starten van deze blog is bijzonder lastig, ik geloof dat dit ongeveer de honderdste openingszin is die ik probeer! Afgelopen week hebben Boudewijn en ik veel gereisd en beleefd zodat ons verblijf in Kanchanaburi alweer eeuwen geleden lijkt. Desondanks zal ik, om het chronologische te houden, verder gaan waar Boudewijn jullie heeft achtergelaten.

Met pijn in ons hart hebben Boudewijn en ik ons ideale plekje aan de River Kwai ingeruild voor een nieuwe uitdaging. Het nieuwe avontuur leidde ons van Kanchanaburi richting Pak Chong, waar het wereldberoemde National Park Khao Yai is gevestigd. Maar voordat het zover was moesten wij eerst terug naar Bangkok (omdat er geen directe aansluiting is tussen Kanchanaburi en Pak Chong). Met lood in de wielen waren wij dus weer op weg richting de chaos van Bangkok. Gelukkig zou ons verblijf in Bangkok ditmaal beperkt blijven tot een kleine twee uur. Vanuit de raampjes van de bus hebben wij de hysterie van Bangkok waargenomen en een biertje gedronken op het feit dat wij gelukkig op weg waren naar Pak Chong. Helaas vierden wij ons feestje iets te vroeg want de busrit richting Pak Chong voldeed niet geheel aan onze wens. Wat een heerlijke laidback bus had moeten zijn bleek in de praktijk meer overeenkomsten te hebben met een dixie op wielen. Gedurende de busreis zijn wij getrakteerd op een heerlijk geur van Thaise pis in combinatie met een zweetgeur van Thaise schoolkinderen. In tegenstelling tot onze verwachtingen hoefden wij deze keer niet extra te betalen voor deze traktatie waardoor wij het leed snel waren vergeten. Daarnaast stonden wij op het punt om te gaan kamperen in Khao Yai, dus waar zouden wij in vredesnaam moeilijk over doen!

Eenmaal aangekomen in Pak Chong wilden wij de bus pakken richting de entree van Khao Yai. Na wat zoek -en vraagwerk bleek de laatste bus richting de entree uiteraard net vertrokken. Maar voor 800 Baht konden we een taxi nemen. Dat vonden wij, als gierige backpackers, uiteraard te veel voor een ritje van 45 kilometer. En dus spookte er eventjes een beeld door ons hoofd dat wij die avond misschien wel op straat in Pak Chong moesten doorbrengen. Gelukkig hebben Boudewijn en ik dergelijke dilemma's goed leren beheersen. Gewoon rustig blijven, een flinke pot met bier kopen en wachten tot de oplossing zich van zelf aandient. Ook deze keer bleek deze strategie weer eens zijn vruchten af te werpen zodat wij uiteindelijk in het donker, richting de entree van het park reden. Eenmaal aangekomen bij de entree moesten wij eerst nog eventjes de 'foreign fee' betalen. In opperste stemming betalen wij deze iets wat dure entree en gaan op zoek naar een slaapplek. Deze bleek iets verderop te liggen, zeg maar een kleine 14 kilometer verder. Met een backpack van 14 kilo, in het pikkedonker en in een park waar je de weg totaal niet kent, is dit best ver! Gelukkig hadden we pils bij ons zodat wij ook dit dilemma op de gebruikelijke wijze konden oplossen. Wij vonden de oplossing door mee te liften met een Thaise familie die op nachtsafari ging. Gedurende de 14 kilometer lange tocht zijn wij door dit bonte maar vooral dronken gezelschap volgestopt met rauw en ondefinieerbaar vlees en nog meer bier. Oh, en of Boudewijn wilde trouwen met een van de dochters. Helaas was er geen priester voorhanden waardoor we dit huwelijk op het laatste moment hebben gecanceld. Na 14 lange maar gezellige kilometers kwamen wij dan eindelijk aan, helaas bleken wij wederom fout te zitten, en het bier was op, wat ons een klein beetje beangstigde. Gelukkig heb ik altijd een klein flesje met rum bij mij voor noodsituaties zoals dit. Een aantal slokjes verder en wij zaten met een stuk of 30 schoolkinderen in een bus richting onze camping. Zij waren bezig met de nachtsafari en zouden langs onze camping komen. Op die manier hebben wij dus ook nog mogen genieten van een gratis stukje nachtsafari in Kao Yai.

Eenmaal aangekomen was het gemakkelijk. Eventjes een tent huren, tot de conclusie komen dat wij geen matjes en andere kampeerspullen bij ons hebben en dan de Thaise tent opzetten in het donker met vier haringen. Na een lange dag lagen wij moe en zeer oncomfortabel in ons bed. De volgende ochtend vroeg het bedje uitgegaan om vervolgens de dag te beginnen met een lekkere bak noodles die houdbaar was tot december 2007. Hierna zijn wij een stukje gaan lopen om te zien of wij het juiste pad richting het Visitors Center konden vinden. Allebei onze padvinderskunsten bleken zeer beperkt waardoor het niet lang duurde voordat wij waren verdwaald. Gelukkig zijn wij gek op avondturen...? Zonder water in de tropische hitte en dus liepen wij stug door! Gewapend met de kennis die Ray Mears ons heeftmeegegeven met zijn Extreme Survival op Discovery Channel, waren wij vast besloten om niet dood te gaan. En gelukkig, dat is ons gelukt. De redding kwam in de vorm van een pickup-truck die ons helemaal naar het Visitors Centre bracht. Hier hebben wij wat navraag gedaan over geschikte wandelingen die wij in het park konden doen. De geschikte wandeling bleek naast de entree van onze camping te starten. Eventjes terug liften naar onze camping (ja we hadden de smaak te pakken) en concluderen dat de start bij de entree van de andere camping was. Volleerd als wij zijn hadden wij binnen vijf minuten een nieuwe lift richting de juiste plek. En zo liepen wij als nog, zij het wat later op de dag, in een tropisch regenwoud met om ons heen alleen maar groen! Onderweg nog een krokodil gespot en een wilde haan. De tocht werd uiteindelijk afgesloten met een douche onder een waterval, die toevallig door 10.000 Thaise schoolkinderen werd bezocht. Vervolgens terugliften met een Thaise kerel die een Ajax shirt aan had, om vervolgens met zijn familie aan tafel te belanden. Dit is zeker een van de meeste fascinerende taferelen van de trip tot dusverre geweest. Aangezien onze Thaise woordenschat vrij beperkt is en zij totaal geen Nederlands of Engels spraken was communiceren best lastig. Gelukkig doen woorden als Allooy (lekker) en Chong Keo (proost) het altijd goed. Dit vreetfestijn duurde vervolgens de gehele avond en al die tijd moesten wij in een soort lotushouding op de grond zitten. Onze knieen doen nog steeds zeer! Vervolgens zijn weer weer ons gebrek aan bedje ingedoken en sliepen wij onder een prachtige sterrenhemel met op de achtergrond het geluid van krekels in combinatie met dronken Thai!

De volgende ochtend zijn wij weer vroeg opgestaan en hebben wij alle rug en nekwervels weer op zijn plek geduwd. Vervolgens teruggelift richting Pak Chong om daar een bus te pakken. Nadeel daarvan was dat we alleen niet wisten waarheen wij wilden. Zodoende zijn wij uiteindelijk in de wereld stad Lop Buri beland. Deze stad wordt door menig Thai afgeraden en dus wilde wij weten waarom. Eenmaal aangekomen werd dat al vrij snel duidelijk, Lop Buri is een grote ghetto die wordt bevolkt door lady-boys en apen. Hoewel het leuk is om te zien hoe de apen de binnenstad hebben veroverd is er verder niet veel te beleven. Na het zien van de honderdste lady-boy is zelfs dat niet meer interessant. Het werd dus hoogste tijd om verder te reizen en deze keer niet per bus maar per trein. De reis heeft ons uiteindelijk gebracht in een leuk stadje dat Sukothai heet. Hier staan zeer veel oude tempelcomplexen die zeer de moeite waard zijn om te bezichtigen (althans volgens mijn reisgids). Boudewijn en ik vonden dat deze tempelcomplexen veel weg hadden van stapeltjes rode bakstenen. Toch hebben wij hier een heerlijke dag beleefd. Op een fietsje rondcruisen door een mooi natuurpark in combinatie met eeuwen oude tempels is stiekem gewoon best leuk. Die avond zijn wij nog wezen dineren met een aantal britten waarvan de creditcards waren gestolen. Vandaag hebben wij besloten om onszelf wat rust te gunnen en zodoende zijn wij uiteindelijk bij een zwembad van een hotel in de buurt beland. Na een dagje lekker zonnen en nu dit stukje schrijven gaan wij ons zelf nu trakteren op een etentje op de avondmarkt. Specialiteit van de markt zijn toch wel de krekels, die ik overigens al geproefd heb.

Binnenkort meer hierover, nu heb ik honger en sommigen weten wat dat betekent.

Adios!

P.S eventuele taal en spellingsfouten worden later door Boudewijn gewijzigd!

Kanchanaburi!

Gesundheit! Nee, nee, Kanchanaburi! Na een aantal dagen vol nieuwe indrukken in het hectische Bangkok, hebben we de Tuktuk en neonverlichting ingeruild voor de River Kwai,riksha's en brommertjes, heel veel brommertjes.

Bangkok werd afgesloten met de zoektocht naar de juiste weg richting Kanchanaburi, wat, zoals het inmiddels zo'n beetje leek te horen, ook weer de nodige voeten in de aarde zou blijken te hebben. In ons goedkope hotelletje werden we door een lieftallige Thaise dame op het goede spoor gezet. Gewapend met een briefje met daarop de juiste busnummers enin het Thais dat we graag naar Kanchanaburi wilden (tenminste, dat dachten we, zeker weten doe je het niet. Het kan ook 'deze twee witte heren zo snel mogelijk, zo duur mogelijk de stad uit' zijn geweest), gingen we op zoek naar iets wat op een bushalte leek. Nou is dat sowieso algeen eenvoudige opdracht. Bussen genoeg in Bangkok, maardeze lijken te stoppen waar ze willen, wanneer ze willen. Dan dus maar op zoek naar de plek waar de meeste mensen hun heil lijken te zoeken wanneer ze een bus in zouden willen springen, want echt stoppen kun je het ook niet noemen...Met ons laatste beetjewesterse naieviteit besluiten we bij de haltena te vragen of weop de goede plek zijn. Voor we het weten bemoeit een Thai of 6 zich met onze busrit, isGjalt uitgemaakt voor leugenaar enzie ik over de hoofdjes vaneen groepjedruk discussierende Thai nog net hoe er driftig op ons briefje wordt gekrast. Drie gemiste bussen en een paar meppen later, want dat doen Thaials ze denken dat je ze onrecht aandoet of voor loopt te liegen, helpen twee Thaise dames ons in de juiste bus (zie foto, dat waren niet Gjalt z'n eerste veroveringen nee). We zitten in de bus, de goede, hopen we.

Ook in de bus vragen webij iemand dieje in Nederland eenconductrice zou noemen na of we op weg zijn naar Kanchanaburi. Als we de vriendelijke juffouw mogen geloven rijdt de bus waar we inzitten regelrecht naar Kanchanaburi, wat dus niet het geval is. Geen probleem. We stappen uit op een groot busstation aan de rand van Bangkok enwagen ons voordat we aan de lange reis naar Kanchanaburi beginnen eerst nog aan een bord plaatselijk voedsel, waarvan we de vis met het oog op de sanitaire voorzieningen in het Thaise busvervoer en in het algemeen maar even laten liggen. De busrit is lang, maar verloopt prima. Het is zondag, wat betekent dat veel winkels gesloten zijn, wat het uitzicht gedurende de reis in combinatie met de vaak vervallen gebouwen langs de kant van de weg wat triestig maakt. Gelukkig is er ook nog genoeg activiteit in de dorpjes waar we doorheen komen, al lijken ze allemaal op elkaar. Nog steeds draait alles om eten en nog steeds vragen we ons af wat sommigemensen doen met hun dag. Op de stoep voor een winkeltje ligt een schurftige hond aan z'n kont te krabben, z'n baasje ligt ernaast, ook aan z'n kont te krabben. Misschien dat ie zich net alsik afvraagt wat ie gaat doen vandaag, maar waarschijnlijk niet.

Na ongeveerdrieeneenhalf uur komen we aan in Kanchanaburi, een oase van rust, een plek van leven en laten leven, waar iedereen z'n eigen ding doet en de onwetende blanke toerist zich rustig kan orienteren...Kortom, we zijn de bus nog niet uit of we worden getackeld door man en vrouw riksha en zijn ieder samen met backpack achteringepropt en op weg naar een guesthouse waarover we een stel Britten achter ons in de bus hebben horen praten. Bungalows aan de rand van River Kwai voor weinig, het lijkt ons wel wat. De riksha is wederom een aparte ervaring, maar ook voelen we ons bezwaard. Ik kijk voor me en zie een wat oudere vrouw die zich voor60centeen ongeluk trapt op haar fiets zonder versnellingen om mij naar mijn bestemming te brengen. Ik kijk achterom en zie haar nog veel oudere man, met iets wat vast ooit een goed gebit was en praktisch om de trappers vergroeide tenenvoor Gjalt hetzelfde doen. En toch maken we ze schijnbaar blij. Ik krijg het vast nog bolgewerkt.

Het Blue Star guesthouse waar we als eerste aankomen is inderdaad fantastisch; prachtige houten bungalows, vlak aan de River Kwai. Helaas is er nog maar eentje beschikbaar voor 650 Baht (13 euro), bij deze boven ons budget. Een aardige man bij het guesthouse maakt voor ons een reservering bij een ander guesthouse, maar zodra we weer achterin de riksha zitten begint mevrouw riksha dat guesthouse af te fikken, en wil ons naar een ander brengen. Ongetwijfeld omdat ze er anders niets aan overhoudt. Aan het volgende guesthouse wordt nog hard gewerkt, maar dichter bij de rivier vinden we wederom mooie bungalows aan de waterkant. Alle guesthouses zijn hier zo. Voor 450 Baht nemen we een hutjemet douche en toilet. Prima voor de eerste nacht in Kanchanaburi, maar het moet natuurlijk goedkoper. 's Avonds gaan we op zoek naar goedkopere plekken langs de kant van de rivier. We maken een reservering bij een guesthouse met kamers opwoonboten op de rivier, maar komen de volgende dag uiteindelijk terecht bij de Jolly Frog. Een leuke plek meteen fijne 'backpacker-feel' to it. Een binnenplaats met palmbomen en hangmatten, een steiger met ligstoelen op de rivier en een kamer met twee aparte bedden, douche en toilet, voor 250 Baht, iets meer dan 2 euro per persoon.

Eenmaal gesetteld wordt het tijd om eens wat leuks te gaan doen in Kanchanaburi. Zoals ik al zei is het hier vergeven van de brommertjes, een redelijk ideale manier om je hier mee voort te bewegen. We huren dus een brommertje en besluiten een kijkje te gaan nemen bij de Bridge on the River Kwai en de Tiger Temple. We krijgen een leuk, handgeschakeld, rood brommertje mee, en Gjalt is volledig in z'n element terwijl hij terugdenkt aan z'n tijd in Suriname en het brommertje dat hij daar had. Geoefend als hij is, en vooral als ik niet ben, spring ik achterop en we begeven ons het, hier gelukkig veel minder dan in Bangkok, drukke verkeer in. Eerst gaan we op zoek naar de brug, die we als we maar langs de rivier blijven rijden wel denken te vinden. We komen terecht in een soort ‘gated community' aan de rand van Kanchanaburi, waar we ondanks de beveiliging middels een vriendelijke lach eenvoudig binnenrijden. Grote huizen, dure auto's, maar ook lekker rustig, dus ik kan het brommertje ook even proberen. We vervolgen onze weg en komen bij toeval bij de brug terecht. Nog niet heel erg veelzeggend, maar na ons bezoekje aan de war cemetery later op de middag krijgen we al een beter beeld van het verhaal rond de brug en de spoorlijn.

De Tiger Temple is de volgende bestemming, hopen we. Met het vaagste benul van waar we heen moeten beginnen we te rijden, en na een impulsieve afslag van Gjalt in een poging om dicht bij de rivier te blijven, rijden we een doodlopende weg in, met aansluiting op het erf van een groot huis. We staan net op het punt om te keren als we in de verte twee blaffende honden aan zien komen rennen, en dat zijn in deze landen niet de beesten die je blaffend op je af wilt zien komen rennen...Andere beesten ook niet trouwens. Angstbeelden van grote vleeswonden en schuimbekken op de stoep voor het ziekenhuis schieten door ons heen, terwijl Gjalt z'n best doet de brommer in de goede versnelling te krijgen en om te keren. Ik houd m'n benen in de lucht, twijfelend of het verstandig zal zijn de beesten een schop te verkopen, maar besluit dat toch maar niet te doen. Gjalt krijgt de brommer weer aan de praat en we scheuren zo hard mogelijk weg, de honden langzaam achter ons latend.

We vervolgen onze weg in de richting van de Tiger Temple, met een vaag idee van de richting die we op moeten. Al snel komen we tot de conclusie dat we de verkeerde kant op rijden, maar met de zon aan de hemel, de bergen in de verte, lachende mensen langs de kant van de weg en af en toe een groener dan groen rijstveld kan dat ons stiekem helemaal niks schelen. Toch besluiten we aan een van de weinige locals die we onderweg tegenkomen te vragen welke kant we op moeten voor de Tiger Temple. De Tiger Temple ja, aan mensen die geen woord engels spreken en vriendelijk voor zich uitlachen. I rest my case. Toch lijken ze ons te begrijpen, en wijzen ze ons in, wat we hopen, de goede richting. Ok, vandaag dus even geen Tiger Temple.

Plotseling valt ons oog op een bord langs de kant van de weg: Khoa Poon Caves. We besluiten een kijkje te nemen en zijn benieuwd of we verantwoordelijk zijn voor de ontdekking van een pareltje van een toekomstige trekpleister in de Thaise bergen. We kiezen ervoor om nog even te wachten met het bellen van de heren van Lonely Planet tot we weten waar we aan toe zijn en wat voor prachtigs ons precies te wachten staat. We kopen een kaartje en dalen af in iets wat in eerste instantie ruikt als een Thais toilet en lijkt op een laatste rustplaats voor afgedankte Buddha's. We banen ons een weg door de kleine gangetjes die de ruimtes met elkaar verbinden, die worden verlicht met TL-balken en zijn versierd met kleine beeldjes en fratsen die je in Nederland zo bij de Xenos weg kunt trekken. 10 minuten later komen we weer boven de grond en stappen enigszins teleurgesteld weer terug op onze brommer.

We blijken het brommertje voor ongeveer een week te hebben volgegooid met benzine, dus we huren hem nog een dagje en gaan werderom op zoek naar de Tiger Temple, ditmaal met kaart. We rijden er in een keer naartoe om te horen dat de tijgers pas 2 uur later losgelaten zullen worden. Tenminste, losgelaten...inmiddels hebben we van andere reizigers te horen gekregen dat de tijgers volledig lamlendig en schijnbaar platgespoten aan hun nekvel bij doodsbange toeristen op schoot worden gelegd, om die vervolgens 1000 Baht te laten betalen voor een foto. We wachten niet en gaan op zoek naar andere dieren, olifanten dit keer.

We komen terecht bij een Elephant Camp, waar we voor 400 Baht een ritje maken op de rug van een olifant. Hoe raar het is om op de rug van een olifant te zitten is lastig uit te leggen, maar het ritje begint leuk en lijkt ons langs een mooie route te leiden. De olifant duikt met ons en onze chauffeur voorop zelfs even de rivier in, gaat vervolgens weer het land op en zet onze chauffeur af, die een stel van de slechtste foto's ooit van een toerist op de rug van een olifant schiet, wat overigens niet aan hem lag...De tocht leidt ons vervolgens naar een een plek die een stuk minder mooi is. 20 minuten lang lopen we een rondje door iets wat lijkt op de verdorde achtertuin van de beste man, ommuurd door een stenen muur, waar in het midden van de tuin een uitgehongerde, vastgeketende jonge olifant neurotisch met z'n kop tegen een palmboom staat te beuken, terwijl net voor ons een olifant de route die hij de rest van z'n leven mag gaan lopen er met een bamboestok ingeramd krijgt. Terwijl onze olifant minuten lang staat te eten zitten wij enigszins gedesillusioneerd achterop, te wachten tot we terug zijn.

De volgende dag brengt een bezoekje aan de Erawan watervallen, samen met een drietal Britse dames, die we de magie van Junglespeed hebben bijgebracht (‘I absolutely loved that game! And I wasn't even drunk!') Een frisse duik is meer dan welkom, want hoewel Gjalt er geen problemen mee heeft, is de River Kwai niet een rivier waarin veel gezwommen wordt.

Vandaag een dagje niks, wat mij de tijd geeft dit veel te lange stuk te schrijven, wat de volgende keer echt korter zal zijn. Ons guesthouse is de ideale plek om te relaxen. Op een vlot op het water hebben we genoeg aan onze ‘deckchairs' en een koud biertje. Totdat Gjalt terecht opmerkt dat er nog 1 ding mist voor dat bekende vakantiegevoel. Ik ren terug naar de kamer en kom terug met m'n Ipod. De rest van de avond klinken zacht de klanken van Acda en de Munnik over de River Kwai. Alleen ‘Naar Huis' slaan we nog even over.

Morgen gaan we waarschijnlijk weer weg uit Kanchanaburi. Eerste stop is dan Kao Yai National Park, een natuurreservaat op de lijst van werelderfgoed, waar we een tentje huren en lekker gaan kamperen. Het belooft veel goeds! Er staan weer nieuwe foto's bij, al krijgen jullie daar geloof ik een bericht van. Iedereen bedankt voor alle leuke berichten en reacties! Keep ‘em coming! Vinnuhweleuk!

Wats(keburt)

Momenteel verblijven Boudewijn en ik nog steeds op Khao San Road, Bangkok. Omdat Bangkok, meer dan gepland, aan onze euro's knaagt, hebben wij onze luxe kamer opgegeven voor eentje waarbij wij met een emmertje waterhet toilet moeten doorspoelen. De airco en koelkast hebben we ingewisseld voor een setje buren dat onze luidruchtige immitaties van het Thaise accent midden in de nacht en in beschonken toestand niet kan waarderen. Daar tegenover staat wel dat we nu voor twee personen slechts 250 Baht (5 euro) per nacht kwijt zijn!

De afgelopen dagen zijn wij bezig geweest om in te burgeren in het Thaise bestaan. Helaas is dit niet geheel vlekkeloos verlopen en zijn wij gemiddeld 7 keer per dag opgelicht. Onze huidskleur verraadt dat wij nieuw zijn in Thailand en daardoor zijn wij een gemakkelijke prooi voor Tuk Tuk driver's die ons continu teveel laten betalen. Gelukkig begint het kleurtje een beetje bij te trekken, althans bij de helft van ons reisgezelschap, zodat het pingelen met de Tuk Tuk driver een stukje beter verloopt. Wat vooral goed blijkt te werken is Sawadee Krab (hallo in het Thais) in combinatie met No No.. it's my birthday, make me special price! Dit scheelt vaak de helft van het oorspronkelijke bedrag!

Naast het pingelen zijn we ook op zoek gegaan naar de culturele attracties van Bangkok. Hiervoor hoef je gelukkig niet ver te zoeken. In Bangkok schijnen 440 tempels te staan, die volgens de Thai allemaal de moeite waard zijn. Wat betreft Boudewijn en mij zijn het er exact 338 teveel! Ze lijken allemaal op elkaar en de overdaad aan bladgoud doet na twee tempelcomplexen pijn aan je ogen. Toch hebben wij meerdere malen met onze mond vol tanden gestaan (in tegenstelling tot een hoop Thai die schijnbaar de weg richting de tandarts zijn vergeten). Op een onverwacht moment sta je ineens oog in oog met een 46 meter lange, liggende Buddha. Dan ben je ineens heel klein in een stad die eigenlijk toch al te groot voor ons als Zoetermeerse stadsjongens. De overkill aan tempelcomplexen, welke trouwens Wats worden genoemd, heeft er voor gezorgd dat wij gisteren de tempelcomplexen hebben ingeruild voor een aangename fietstocht door Bangkok. Onder leiding van Co van Kessel en Kornuiten hebben Boudewijn en ik ons leven gewaagd door ons te mengen in het Thaise verkeer. Na een poosje fietsen blijken de verkeersregels simpel te zijn, diezijn er namelijk niet. Tijdens deze fietstocht doen we verschillende wijken van Bangkok aan. Het is voornamelijk China Town dat echt indruk op ons maakt. Hier vind je straten vol met Chinezen die allemaal oude motoren proberen op te knappen of een andere ambacht proberen uit te oefenen. Het concurrentieprincipe is bij deze bevolkingsgroep nog niet helemaal doorgedrongen waardoor je van elke ambacht zo'n 100 winkels naast elkaar vindt. Tijdens de fietstocht doen we ook nog het platteland van Bangkok aan. De verkeersgekte van de binnenstad is hier ver te zoeken. Heel rustig fietsen we tussen palmbomen, bananenbomen en rijstplantages door. Onderweg worden we toegelachen door elke Thai die wij tegenkomen. Het moet tijdens dit moment zijn geweest dat Boudewijn en ik ons bedacht hebben dat wij als de sodemieter weg moeten komen uit de gekte van Bangkok. De voorbereidingen hiervoor vinden plaats terwijl ik dit stukje schrijf. Over enkele minuten zullen wij Bangkok gaan inruilen voor Kanchanaburi. Een stadje eventjes buiten Bangkok waar de beroemde Bridge On The River Kwai is te vinden. Deze brug is een onderdeel van de Birma-spoorlijn die o.a. door Hollanders in detentie is aangelegd. Hier gaan wij zeer waarschijnlijk ook onze eerste olifantentrip maken.

Helaas moeten Boudewijn en ik ons gaan haasten om op tijd bij de trein te zijn dus om een lang verhaal kort te maken; we hebben het naar ons zin en we leven nog! En tenslotte een aantal opvallendheden over Bangkok.

  • De pisbak hangt hier gemiddeld een halve meter lager dan in Nederland.
  • Tuk Tuk driver's zijn oplichters.
  • De rest van de Thai ook.
  • Afvalbakken kennen ze hier niet.
  • Het is hier warm!
  • Er is teveel smog!
  • Het bier is lekker en goedkoop.
  • Vrouwen kunnen hier pingpongballen wegschieten... maar die show zijn we maar niet gaan bekijken!

Eventuele spelfouten worden later door Boudewijn hersteldtdt!